Dag liefste papa,
En na een maand
is het weer erg stil. Geen rammelend kookgerei, geen binnensmonds gefluit, geen
gegrinnik om South Park, geen muziek die tegen wil en dank in mijn
protesterende oren gegoten wordt, geen ‘beijinho’ (mooie suggestie van de
spe(l)ling: ‘begijnhof’ in plaats van een kusje) op het oor om het weer goed te
maken. Mijn kat wordt weer in één taal lastig gevallen, gecorrigeerd en
toegefluisterd. Verder is het stil. Zo stil, dat ik nog steeds geen uitspraken
wil doen over morgen.
Jij kijkt
minstens zo kritisch als ik naar vandaag en je spreekt me belerend en knipogend
toe. Dat ik moet genieten, maar toch ook een beetje vooruit moet kijken. Maar
wat bedoel je? En dat is zo moeilijk, papa, met zijn lijf en al mijn … pfffft. Hoor
ik het goed? Schrap je dus morgen en zeg je: ‘bekijk het van dag tot dag’? Als
jij het niet bent die dat fluistert, dan ben ik het zelf. Ook dat is goed. Ik
weet het immers niet. Het heeft in ieder geval geen zin om het me vandaag nog af te vragen. En
sowieso ben je er niet meer. Als je dus toch vooral over de toekomst doorzeurt
in mijn hoofd, dan luister ik even lekker niet naar mijn dode vader.
Laten we het over
vandaag hebben. Ik drink rode wijn en heb blozende wangen. Van vermoeidheid, en
van de zuivere kou. De tranen sprongen uit mijn ogen toen ik op de fiets
bedacht hoe de koude van vandaag die van een mooie dag op de skipiste was, na
een nacht vol heldere sterren en een maan die bijna vol is. Skiën, dat zijn wij. En daardoor ook de kou,
dat ben jij. Je bent zelfs bijna zo’n decemberdag, niet lang na de eerste
verjaardag waarin je niet ouder werd. Ik blijf over met handen vol vergelijkingen.
Waar mezelf te plaatsen, weet ik niet.
Ook mijn mannen
vloeien in elkaar over. Hoe hij net als jij een atypische econoom is. En we kunnen
lachen om kak, pis en stront. Hoe weinig kleren hij heeft, en hoe braaf hij er
in die oude kleding soms uitziet. Maar hoe dat niet meer opvalt, als hij me in mijn
nek knijpt. Bijna ook: hoe hij knijpt. Ik krijg er kippenvel van. En
Huiverinkt.
Ik wilde vandaag
nog veel meer schrijven. Maar ik luister naar de piano van Nils Frahm, die jouw
vrouwtje me net aanraadde. Muziek die niet duwt, maar zich zacht in mijn
oorschelp neerlegt. Muziek die bijna stilte is. En zoals ik net schreef, mijn
wangen blozen niet enkel van de kou. Ik ben moe.
En toch schrijf
ik nog heel even, over hoe alles in elkaar valt en ik me staande hou, hoe die
scheur waar de wind door waait stilaan lijkt te veranderen in een barst in
het glas. Pijnlijk, maar ik kan er doorheen kijken. En de pijn voel ik nu
minder in mijn buikholte, maar meer in mijn oorschelpen. De buitenkant dus. Als
kleine beetjes. Op de eerste winterdag in december zonder jullie.
Liefs,
Marie
3 opmerkingen:
Briefje aan Marie. Zo mooi, Marie, zoals jij je hart en ziel openlegt. Eigenlijk maak je me sprakeloos, zozeer kan ik met je meevoelen, 'weeskind' sinds drie jaar. Mijn moeder stierf in 2010, mijn vader elf jaar eerder. En ook al gingen er al meer jaren over de eerste schrijnende pijnen om het verlies, het grote gemis, en al ben ik een pak ouder dan jij - die barsten in het glas, ze blijven.
Ik schrijf je dit in de tedere intimiteit van deze reactieruimte bij je warme, warme brief.
ik moest huilen vanavond, nu nog
wat mooi
Dank jullie wel, allebei. Warme knuffel voor de feestdagen. x
Een reactie posten