vrijdag 26 augustus 2011

Onweer in de ochtend

Het dondert in Amsterdam. De kat staat tegen de muur gedrukt. Ik spits mijn oren en luister naar het water dat buiten over de daken en binnen over het lijf dat me lief is klatert. Stel je de wereld voor die een koprol doet. Wij zijn het zwaartepunt, klaar voor de kanteling. Alles op zijn kop. Het is augustus, dan hoort ontlading bij de avond. Misschien hebben er zich vannacht klamme dromen in de hoofden genesteld. Moeten die weggespoeld worden, zodat we zonder hoop aan de dag kunnen beginnen. Zonder hoop en domweg vrolijk.

“Waar blijft het onweer?” hoor ik mijn vrienden in het zuiden zeuren. Ze hadden spektakel verwacht. Ik hoor hen aan. De knallen waren nochtans hard. Wie goed luistert kan ze over de grenzen horen.

woensdag 24 augustus 2011

Brief aan een vijfjarige


Liefste Marius,

Je bent nu nog iets te jong om deze brief te lezen. Dat geeft niet, want ik denk dat je stiekem al best veel begrijpt. De wereld gaat nog eens ten onder door vijfjarigen als jij zo massaal te onderschatten. Een echte prins ben je. Nog net iets voorzichtiger zijn met de marshmallows die je boven het vuur houdt en elk meisjeshart smelt mee in je hand. Mijn benen tintelen nog na van jouw voeten, die je telkens weer bij de vuurton en daarna bij mijn benen hield, omdat ze volgens jou te koud waren.

Maar goed, een brief. En die brief begrijpen. Ik denk dat begrip tussen laagjes ligt die je op kan tillen. Soms loop je er voorbij of til je lang het foute laagje op. En soms vind je iets wat je doet lachen. Misschien gaat het met begrip wel net zoals met jouw onzichtbare klauwen. In de Goede Tijd zijn ze er wel. In de Slechte Tijd zijn ze er ook, maar we kunnen er niks mee. En we kunnen ze als buitenstaander al helemaal niet zien.

Ik ben al twee maanden heel droevig. Om iets wat een tijd geleden ook jouw papa droevig heeft gemaakt. En sinds ik me zo droevig voel, is het wat moeilijker geworden om met mensen te praten. Een groep mensen lijkt meer lawaai te maken dan voordien en als ik alleen ben, doet de stilte pijn aan mijn oren. Ik vind dit dus vooral een Slechte Tijd en voel me behoorlijk verwant met de dinoskeletten die je me toonde toen je het concept van de verschillende Tijden uitlegde. Ze horen nergens bij.

Wat ik zeker moest begrijpen, was dat het tegelijk Goede en Slechte Tijd kan zijn. Soms komen die beide Tijden in een soort van nulpunt samen. Ik denk dat we vorige week zo’n nulpunt beleefden. Toen heb ik je het verhaal van de nimf Echo verteld, weet je nog? En daarna hebben we liedjes voor elkaar gezongen, om niet te droevig te worden voor het slapengaan. “Donna, donna” en “de IJsbeer”. Je toonde me al je 'muggenbulten' en toen ik vertelde dat ik ze 'muggenbeten' noem, vond je dat best logisch. Want uiteindelijk bulten die muggen niet, maar ze bijten wel.

En weet je wanneer ik echt stapelverliefd werd? Toen jij “Meisje, ik ben nix voor jou” van Doe Maar zong. Ik antwoordde met “Klein is fijn, ik wil niet groter worden” omdat ik geen beter antwoord had. Daarbij liet ik alle medeklinkers raspen en verboog mijn klanken net zoals jij dat doet. Pas toen zei je dat ik niet zo raar mocht praten.

Liefs,
Marie

dinsdag 2 augustus 2011

Gebrekkige beeldspraak

Met z’n vieren stonden ze naar de grond te kijken. Een grijze man, een man van middelbare leeftijd in maatpak en een jong stel. Misschien broer en zus. Of was er geen enkel verband tussen deze vier mensen? Hadden drie van hen gewoon besloten om mee op zoek te gaan naar het verloren voorwerp dat ergens op de kasseien ligt. Een lens waarschijnlijk. Al kan het ook wat anders zijn. Een trouwring, een bidprentje, een stoute muis die naar de gracht rent.

Ik weet niet op welke manier, maar dit tafereel past bij me, op dit moment. De metafoor die ik niet helemaal kan interpreteren sluit naadloos aan op mijn gebrekkige beeldspraak. Ik worstel met taal. Want waar ik op het internet niet over wil schrijven, vertel ik wel op een podium omringd door vrienden. En voor het eerst in jaren pen ik wat in een boekje neer. Ik glimlach als ik naar de geschreven letters kijk. Ze zijn naakt, ontdaan van elke literaire glans lijken ze naïef zelfzeker. En dus ook in die letters kan ik weinig van de radeloosheid kwijt die af en toe door mijn lijf raast.

Misschien ben ik ook niet radeloos. En is deze verhevigde vorm van kwetsbaarheid doodnormaal. Maar hoewel ik op zoek ben naar gelijkgestemde zielen, mag niets hiervan ‘doodnormaal’ genoemd worden. Dat zou afbreuk doen. Aan wie hij is voor mij. Aan waarom ik de hele dolle zomer mijn nagels lak en nog meer dan ooit tevoren op mijn allermooist wil zijn. (Hoewel dat niet meer kan en in zijn ogen ook nooit echt nodig is).

Ik lees ‘Schaduwkind’ en mijn hart stokt. Nu snap ik de grijze waas die over de schrijver hing met wie ik enkele weken geleden het podium deelde. Enfin, ik snap het niet. Zijn verdriet komt uit een andere werelddeel, maar af en toe leunt het met een kubieke millimeter huid tegen mijn verdriet aan. Die flinterdunne gelijkenis biedt troost.

Dus ik bijt in de stem die zegt dat ik vrolijke boeken moet lezen. Ik verbrand in gedachten de handen die me ongeduldig op de schouders slaan. Ik vervloek de mond die dronken het vreugdevuur wil aanblazen. Nee, rust, een strandwandeling met schoenen aan, een droevig boek, de kat in mijn armen, een dromende man tegen me aan en steeds weer naar die plek om herinneringen te verzamelen. Dat is wat ik nu nodig heb.

Populaire berichten