Posts tonen met het label rouw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label rouw. Alle posts tonen

dinsdag 27 februari 2024

Nog een brief aan papa (elf jaar na zijn dood)


Lieve papa,

Zelfs als de doden bij leven een encyclopedisch geheugen hadden en hun mémoires opbouwden rond oplopende nummerplaten en legendarische kampeer- of skivakanties, hebben ze na de dood niets aan cijfers. Ik klamp me minder dan jij aan data vast en heb steeds meer met de cyclus van de maan, die vol aan de hemel stond toen je elf jaar geleden op 25 februari stierf. Jij voelde haar zuigen, de mooie maan, de sterren van Hawking zongen je toe en lokten je tot nietig as, tot zwevend stof. Je keek nog een laatste keer naar je favoriete vertolking van Carmen, door de pittige Julia Migenes Johnson en in de vroege avond stierf je, terwijl er onder de douche in Amsterdam een niet te mis te verstane glinsterende regen over me heen stroomde. Je oudste stiefkleindochter scharrelde rond de poten van het bed in de woonkamer. Dat je daar stierf, warm omringd, is elf jaar later nog steeds een troostende gedachte die me vervult met dankbaarheid.  

Op je sterfdatum reisden we elf jaar later met de trein van Krakau naar Berlijn. ‘We’, dat zijn je oudste dochter, haar leuke vent die je nooit ontmoette en je oudste kleinzoon, die een grote voorliefde voor cijfers van je erfde en die me zo vaak aan jou laat denken, al is hij wel een brutalere en explosievere versie van het wijze en koppige karakter dat me zo vertrouwd is. De avond voordien hadden we bij valavond nog een vluchtig bezoekje gebracht aan het koninklijke Wawel-paleis op de heuvel, op de oever van de Wisla. Er waren nog maar een paar tickets beschikbaar voor de vele exposities die er in de hoeken van het paleisdomein te zien waren. De suppoosten zagen in je zesjarige kleinzoon wel een ‘echte’ jongen, met een fetisj voor blikkerende zwaarden en messen. Ik maakte duidelijk dat hij gelukkig niets heeft met militaristisch vertoon. Daarbij denkt hij, netjes in lijn met zijn ouders, vooral aan oorlog en geweld, woorden die hij koppelt aan de dood en diep verdriet, meer dan aan mannelijke kracht of sensatie. Dat hij vier maanden samenleefde met tweelingbroers die door de oorlog in Oekraïne gescheiden leefden van hun papa, slikte ik voor de gelegenheid in. Ook vroeg ik niet waar de zaal met de mooiste priemgetallen was. We kozen vrij lukraak voor de verzameling stenen, vooral brokstukken van eeuwenoude zuilen, in het lapidarium. 

Het gevoel rond te wandelen in een bevreemdende verzameling van irrationele getallen, kon ik ook in deze kelder niet van me afschudden. Zoveel moeite kost het me de laatste maanden om de omringende wereld te ontcijferen en me er met redelijkheid en hoop op een collectieve toekomst toe te verhouden. Ik slaag er evenmin in om de zinnen in deze brief kort te houden, papa. Ik hol van komma naar komma, van verontwaardiging naar wanhoop en bots tegen de muren van mijn eigen woede. ’s Ochtends word ik wakker met builen op mijn hoofd waar ik me voor schaam. Ja, zo ongelofelijk woest ben ik, om de genocide in Palestina, dit toppunt van onrecht en westerse medeplichtigheid. Op de kwaadste momenten verval ik in ongerichte woede. Zelfs de literatuur verdient dan mijn toorn. Belachelijk hé, papa? 

In de trein naar Berlijn deelden we de coupé met een vader en zijn zoontje. Het kind was hoogstens een jaar of acht, maar zijn forse bouw maakte dat ik hem bij de eerste oogopslag wat ouder schatte. Nadat hij met snoepjes even uitreikte naar je kleinzoon, stokte de interactie, verhinderd door een brede taalkloof. De volwassenen verdwenen in boeken. Mijn liefste las verder in ‘Homegoing’ van de Ghanese Yaa Gyasi, de Poolse vader was verdiept in een Pools boek dat ‘Wojna i sezon’ (‘Oorlog en seizoen’) heette. Ik las in het tweede boek van Rachel Cusks trilogie hoe de verteller in gesprek raakte met Pavel, een Poolse bouwvakker in haar Londense huis, die bij het zien van een Poolse vertaling van haar werk in de boekenkast vurig maar tevergeefs hoopt dat ze zijn taal spreekt en dat ze hem zal verstaan. Je kleinzoon keek grinnikend naar de woordeloze capriolen van Grizzy en tientallen lemmings die de bruine beer tormenteerden. Het Poolse kind tikte driftig op het gebarsten scherm van de smartphone in zijn linkerhand. De eliminatie van landen in het Midden-Oosten vergde zijn opperste concentratie. Met een zucht van opluchting voltooide hij de missie in Syrië, vervolgens schoof een mollig vingertje richting Afghanistan. De beelden in schreeuwerige kleuren gingen iets te snel om te zien of Palestina überhaupt genoemd werd op deze kaart. 

Plots werd de stilte onderbroken door de man die naast het gangpad de zesde plek in de coupé bezet hield. Zijn enorme handen, die hij kuis gevouwen voor zijn kruis hield, waren me al opgevallen. Hij bleek net als de Poolse man in Cusks boek Pavel te heten. Deze Pavel, treinreiziger en briefpersonage in wording, was elektricien. Hij reisde van Krakau, zijn geboortestad, naar Berlijn, waar hij dubbel zoveel kon verdienen met grote klussen in scholen en andere openbare gebouwen. Wij vertelden hem in eenvoudig Engels over onze tiendaagse rondreis door Polen en de laatste dagen aan de voet van het Tatra-gebergte, in dorpen waar houten huizen omringd worden door druk autoverkeer en de pregnante geur van bruinkool. Het wintersportoord Zakopane was vreselijk, zei Pavel, ‘full of Arabs en Russians’. Het blok in mijn buik werd groter en harder, ik dook in mijn telefoon om een bericht te sturen aan de Syrisch-Palestijnse dichter Ghayath Almadhoun. Had hij misschien tijd om ’s avonds in Berlijn af te spreken? Ook hij bleek onderweg, uit India. Maar misschien wilde ik in maart naar zijn boekpresentatie in Amsterdam komen? Hem volg ik sinds 7 oktober intensiever op sociale media, waar hij vreselijke optelsommen plaatst: 122 dode familieleden sinds begin oktober (op 24 januari), 133 dode journalisten (eind februari), of een post die een overzicht geeft van alle censuur en ‘cancellations’ die pro-Palestijnse stemmen, van Adania Shibli tot Bernie Sanders, in Duitsland treffen. Geen van zijn succesvolle boeken werd ooit in het Pools vertaald, zei Ghayath. Ik realiseerde me dat ik de afgelopen tien dagen amper moslims in het Poolse straatbeeld had geregistreerd. En keerde terug naar het boek in mijn schoot.

Een hoofdstuk later leunde je kleinzoon gelukzalig tegen de dikke buik van Pavel aan. Hij leerde hem Nederlands met de prentjes op de Dobble-kaarten en toonde hem met atypisch engelengeduld hoe je sudoku speelt met zes letters, zonder geplaagd te worden door het misleidende verlangen om er woorden van te maken. Pavel woelde ontroerd door zijn volle haardos en keek ons verrukt aan, met ogen die bijna net zo hard glansden als zijn kale schedel. Ongelofelijk, een paar uurtjes met dit kind en hij werd al beschouwd als een vriend! Wat een openheid, wat een vertrouwen! Tussendoor vertelde Pavel over zijn jeugd. Hij was dertien toen de muur viel en herinnerde zich van de Sovjettijd vooral het grote standbeeld van Lenin in de buitenwijk waar hij opgroeide. Hoe er altijd twee bewakers stonden en hoe wonderlijk het was dat er toch een keer dynamiet aan Lenins voeten werd geplaatst. Maar ook deze Vladimir bleek behoorlijk onwrikbaar op zijn sokkel te staan, bij de explosie verloor de stenen leider slechts een stukje teen. Ook de nacht dat Lenins ‘cojones’ vuurrood waren geverfd was een legendarische jeugdherinnering van Pavel. Terwijl hij nog steeds met geveinsde interesse naar de kaarten keek die je kleinzoon vervaarlijk dicht bij zijn kruis neerlegde, praatte hij verder. Hij had een hartsgrondige hekel aan dictators. En Netanyahu? Dat was er ook een, wat hij nu deed in Palestina, viel in geen enkel opzicht goed te praten, hoe complex het daar ook is, ook al stikt het daar van ‘terroristen die met bomgordels om geboren worden’. Ik vertelde dat ik bij het ontbijt beelden had gezien van vliegerende kinderen in de buurt van Rafah, die tijdens het spelen gebombardeerd werden met witte fosfor. Pavel schudde vol ongeloof zijn hoofd. ‘This has to stop.’

Het bleef me de hele dag bij, hoe één mens zoveel contrasterende stelligheden, zoveel uitgesproken standpunten kan herbergen. Hoe mildheid hand in hand kan gaan met meedogenloos racisme. En vooral: hoe bewonderenswaardig krachtig een kinderziel is, die dwars door die morele verwarring heen prikt, op zoek naar de ‘homo ludens’ in elke medereiziger, bereid om in ieder mens de diepste wil om te verbinden aan te spreken. Op de bus die ons voor het avondeten van het hotel bij de Berlijnse East Side Gallery naar Friedrichshain bracht, zat in tegenover de mooiste jonge vrouw van de hele vakantie. Ze sprak klaterend Italiaans. Mijn oog viel op hoofddoekjes en kleurrijke sjaals. Ik zag allerlei huidskleuren en mijn oren laafden zich aan de stromende waterval van zoveel verschillende klanken. Er ontstond weer ruimte in mijn buik.

Misschien had ik het tijdens dit Berlijnse verblijf beter niet gelezen, lieve papa, dat het stadsbestuur een motie heeft aangenomen om een brochure te gebruiken op middelbare scholen waar de Nakba van 1948 een mythe werd genoemd. Misschien moet ik sowieso niets meer verwachten van een moreel kompas, als het in handen ligt van de gevestigde macht, met een lange geschiedenis van medeplichtigheid, opportunisme, wegkijken en met twee maten meten. Ik wil weten wat er echt gebeurd is, ik wil zoeken naar de waarheid achter een zogenaamde mythe, naar de mythe in de geldende norm, ik wil verhalen die deel uitmaken van mijn eigen identiteit en die me blind maken voor de ander, ontrafelen. Laat me werk lezen van auteurs die gecensureerd worden, woorden die de overgeleverde canon in ‘zijn’ kale naaktheid tonen, zinnen die naast rijkdom ook ontoereikendheid blootleggen, naast feiten ook leugens.  

Misschien beweeg ik me steeds verder van je weg. Je bent al zo lang dood, papa, ik herinner me steeds minder. De herinneringen vormen een steeds kleinere collectie, die met de tijd ook steeds verder vervormt. Ik weet niet waar je verzameling Poolse kunstaffiches ligt, ik kan me amper nog voor de geest halen waarom je zo graag naar Warschau reisde. In mijn pubertijd vond ik in een bureaulade jouw brief waarmee je je lidmaatschap van de Kommunistische Partij stopzette. Ik herinner me geen datum, geen argumenten, maar de teleurstelling maakte diepe indruk. Ik weet evenmin of jij ook zou grinniken om het verhaal van de rood geschilderde kloten, of wat voor jou, naast gedichten die niet rijmen, de ergste vorm van heiligschennis was. Maar ik weet dat jij ook graag naar de hoogste priemgetallen zocht, dat je je eindeloos kon verwonderen over het mysterie van de maan en de sterren. Je stond met beide benen in de wereld, je was een geaarde man, een trouwe vader, een stabiele factor in mijn jeugd. Ik herinner me ook je abstracte tekeningen als ik je vroeg om in mijn poëziealbum te tekenen, hoe je je terugtrok als de spanningen in huis hoog opliepen, als een weekdier in een schelp, hoe machteloos je je voelde tegenover nietsontziende woede. 

En ik herken je in je kleinzoon, ik weet zeker dat je je ook zou verwarmen aan zijn onbevangenheid, aan zijn willen weten, recht door zee, in zoutmijnen en sterrenstelsels. Ik ben er zeker van dat hij me binnenkort ook zal kunnen uitleggen hoe je een Rubik’s Cube oplost, ik voorzie dat ik het vervolgens meteen weer zal vergeten, omdat mijn hersenen uiteindelijk toch andere kronkels kennen, omdat ik meer talent heb voor caleidoscopie en dan voor rekenkunde.

Ik heb in Polen geen enkele keer wodka gedronken, papa, wel een paar keer warme wijn, met kruidnagel die de zure smaak verdoezelt. De tijd van een likeurtje na een dag in de besneeuwde bergen lijkt voorgoed voorbij, papa. De lente was al aangebroken in Polen, de sneeuwschoenen en jouw zwarte skibroek bleven loodzwaar wegen in de koffers. De dalpistes bleken witte hoopjes opgespoten verbeelding, gesmolten tot bruine drab. Misschien valt er op de hoogste toppen nog meer te vinden, een sneeuwarend misschien, een bruine beer, een lynx zelfs, met zachte pluimpjes op de oren, de bergversie van onze geliefde panter. Maar zo hoog kunnen we deze winter enkel nog in brieven reizen, ga je mee?

Veel liefs,
Marie





dinsdag 28 november 2023

Nog een brief aan papa (voor wat zijn achtenzeventigste verjaardag zou zijn)


Dag papa,
 
Ik ben donderdagochtend wakker geworden in een extreemrechts en racistisch land. Niet voor het eerst. Maar in de ruim dertien jaar dat ik in Nederland woon, is het land wel steeds zichtbaarder extreemrechts en racistisch geworden. Donderdagochtend bleek de PVV de meeste stemmen te hebben gekregen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Wat al jaren aan de gang is, valt in deze groteske gedaante echt niet meer te ontkennen.
 
In het kwetsbare land dat bedreigd wordt door een stijgende zeespiegel, lopen de polders als eerste onder. De steden blijven nog overeind, hun pleinen en straten stromen vol met mensen die ontzet de handen voor de ogen slaan en in hoge tonen praten over het bruine water dat hen steeds nauwer omsluit. De stijgende zeespiegel is troebel. Het is moeilijk om de bodem te zien, waarvan veel geschrokken inwoners hopen dat die stilaan bereikt is. Ik weet dat de bodem uit modder bestaat en dus wel vruchtbaar is, net als alles verzengende lava. Maar modder staat vooral bekend om de trage, vettig slurpende, zuigende kracht, daar kom je niet makkelijk uit. Neoliberaal wanbeleid, decennialang de kwetsbaarste mensen de dieperik in trappen, steeds kleinere stallen bouwen voor de zondebokken… de gevestigde macht, met de VVD voorop, pakte de inwoners van dit land bij de hand en trok hen, met steun van hun belastinggeld, mee naar de bodem.
 
Nu een extreemrechtse partij met als centrale standpunt moslimhaat als grootste uit de stembus komt, hoor ik amper de vraag om collectief een vuist te maken tegen moslimhaat. Kritiek op de oorlogsmisdaden van Israel kan je daarentegen niet leveren zonder dat je eerst tien keer luidop de aanval van Hamas hebt veroordeeld en je afschuw over antisemitisme hebt uitgesproken. Nederland lijkt Duitsland wel. Steun voor Palestina schiet in het verkeerde keelgat van deze landen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog gewillig meewerkten aan de Holocaust. 
 
Ook de alliantie van PvdA met GroenLinks hamerde, toen de bommenregen op Gaza op 7 oktober begon neer te vallen, meteen op het absolute recht op zelfverdediging van het extreemrechtse regime van Netanyahu. In anderhalve maand tijd zijn er zo’n vijftienduizend mensen vermoord, bijna de helft daarvan zijn kinderen. Of de oorlogsmisdaden onderzocht moeten worden, de militaire samenwerking met Israël stopgezet, of er sancties moesten komen? Dat vond verenigd links in Nederland maar moeilijke kwesties, het onthield zich van stemmen. Wie het snel oplopende dodental onder burgers, vooral vrouwen en kinderen, de witte fosfor en honger en dorst, de gebombardeerde ziekenhuizen en scholen een genocide durft te noemen, loopt dus het risico het verwijt te krijgen antisemitisch te zijn. Dat overkwam mij ook, papa, terwijl ik tussen talloze interviews door een boek probeer te schrijven over hoe oorlogstrauma's generaties doorwerken. Al zowat mijn hele leven wik en weeg ik woorden en stilte, om dat stukje Joods-zijn een plek te geven. Jij weet hoe beladen deze - deels opgelegde - zoektocht is. Papa, ik voel me moe en opgejaagd. Het is zo’n evenwichtsoefening, dat blijvend balanceren tussen zelfzorg en nodige verontwaardiging. Ik moet me een weg banen tussen antisemitische complotten enerzijds en de zionistische propagandacampagne anderzijds. 
 
Ook Rutte is net als zijn mentor Wilders een goede vriend van Netanyahu. Met vrienden kan je goed zakendoen. In de gedoogcoalitie van Rutte I met de PVV stond de steun aan Israël ook centraal. Verenigd links heeft de voorbije dertien jaren nooit het lef of moreel besef gehad om dit grondig aan te kaarten. Wie vandaag protesteert over schendingen van het oorlogsrecht en wijst op de grondwet en de universele rechten van mensen krijgt het predicaat ‘extreemlinks’ te zijn. Deze glijdende schaal ontwricht het evenwicht in de maatschappij al lang.
 
De panterpostbode zal de vermoorde kinderen in de Gaza later nog een brief bezorgen. Elk kind heeft toch verdomme recht op sprookjes, op griezelverhalen over reactionaire wolven, maar ook op verhalen over bebrilde weerwolven en krachtige heksen die uit de as herrijzen en zich de mond niet laten snoeren. Of ook de pieten hun schoen mogen zetten, daar konden we een democratische beslissing over nemen, op de website van het Sinterklaasjournaal. Ook Belgen mochten stemmen, dus vroeg je kleinzoon met enige ongerustheid of ik niet vergeten was om mijn stem uit te brengen. Hij vindt dat pieten hun schoenen niet mogen zetten. Van mij mogen ze het wel, maar niet bij onze schoorsteen liefst, al die zweetschoenen van vieze mensen die we niet kennen. Toch?
 
Papa, ik weet nog steeds niet hoe je fascisten het best bestrijdt, het is een vraag die me al sinds Zwarte Zondag op 24 november 1991 bezighoudt. Jij werd die dag zesenveertig en het Vlaams Blok de grootste partij in het Antwerpse kiesarrondissement. Ik kan me geen toeters, bellen of slingers herinneren, geen taart, wel een kaars die uitgeblazen werd en de angst die in bed urenlang rillingen over mijn breekbare, tienjarige lijfje joeg. 
 
Goed slapen lijkt me de basis, in deze strijd. Dus misschien begrijp je wel dat ik op de verkiezingsdag al voorzorgsmaatregelen trof en in een smartshop straffe CBD-olie haalde. De man achter de kassa had een diepe frons tussen zijn ogen. Hoe lang zullen smartshops overleven, met hun paddenstoelen, plantenolies en wonderlijke kruiden die je laten dromen en in liefde geloven? Wat staat er ons nog meer te wachten? Hoe helpen we zij die nu nóg uitdrukkelijker geviseerd worden door de politieke agenda, die zich bedreigd voelen in hun bestaansrecht? In het verkiezingsprogramma van de PVV staat dat ik als buitenlander een werkvergunning moet aanvragen, maar misschien geldt dat niet voor zzp’ers. En wat als ik binnenkort tijdens een verplicht inburgeringsexamen gevraagd word naar de kleuren van de knechten van de Sint? Mag ik ze dan nog in regenboogkleuren schilderen? Mogen ze zelf ook voor het voornaamwoord 'die' kiezen? 
 
Emigreren is een wensdroom die opleeft. Maar ik weet niet of ik nu wil dromen. En waar zou ik heen emigreren? Ik heb getwijfeld over België, want dat taaltje is zo zacht. De kans is echter groot dat extreemrechts ook daar in de lente als grootste uit de stembus komt. De weg is in ieder geval bereid. Ook in ons vaderland hebben de fossiele industrie, de banken, de wapenhandelaars en de moordenaars de echte macht in handen. Ook in ons vaderland liggen fundamentele sectoren als onderwijs en zorg onder vuur. Maar daar zijn er nog wel strijdvaardige vakbonden, in België lijkt het middenveld minder verkruimeld dan in dit gekke, holle land. Maar papa, toch wil ik hier niet weg. Ik wil genieten van de nieuwe fase die in Utrecht net gestart is, ik wil leven, ademen, schrijven, liefhebben, het fascisme bevechten en erop vertrouwen dat hier en daar, in de zwarte aarde, steeds meer zaadjes ontkiemen.
 
Gek hé, jij bent in jouw zevenenzestig levensjaren nooit wakker geworden in een land waar extreemrechts het voortouw mag nemen in de coalitievorming en de premier mag leveren. Je werd vlak na de bevrijding geboren, in 1945. Wat heb je veel en ongebreideld mogen dromen en hopen, zelfs tijdens de Vietnamoorlog, zelfs tijdens de Koude Oorlog, de dekolonisaties, de oorlogen in de Golf en het oude Joegoslavië, waar je eerste huwelijksreis heenging. De humanitaire normen en waarden van een verenigd Europa, ik weet dat ik me ook tot aan jouw dood aan hen heb vastgeklampt alsof het geen sprookjes waren, maar levende wezens van vlees en bloed. Dat deed jij toch ook? Adem in. Adem uit. Het is een hopeloze wens om de ogen van de doden te openen, hen te vragen om mee in de spiegel te kijken, op zoek naar blinde vlekken in het witte gelaat. 
 
En jij bent verdomme al meer dan tien jaar dood. Als je nog zou leven, dan hadden we vrijdag, misschien wel in een lekker restaurantje vlakbij ons nieuwe huis, bij een goede fles Pinot Grigio geproost op jouw achtenzeventigste levensjaar. Dan had je gezien hoe het microgeluk in mijn leven al zeven jaar mijn strohalm is, mijn stevige touw met knopen, om af en toe uit de modder te kruipen en naar de kruinen, wolken en sterren te reiken. De kerstcadeautjes zijn al ingeslagen: veel olijfolie uit Lesbos, geperst door mensen op de vlucht die daar gestrand zijn. Nikos en Katerina deelden ondertussen ook al zo’n 4,5 miljoen maaltijden uit. Wist je dat er in Palestina sinds 7 oktober al meer dan een miljoen olijfbomen tot op de wortel verbrand zijn? 
 
Toen jij stierf, krabbelde Thierry Baudet, onder de hoede van zijn mentor Paul Cliteur, een fascistoïde lofrede op de nationale soevereiniteit bij elkaar. Dit flutstuk moest doorgaan voor een doctoraat en werd later uitgegeven door Prometheus. In de Tweede Kamer trok Baudet, totaal verstrikt in de waanzinnigste complotten, onlangs de maanlanding in twijfel. Een flinke slag van de molen, zullen we maar netjes zeggen. Hij kreeg in Gent een oranje paraplu tegen zijn kop, in Nederland een bierflesje, maar het was Geert Wilders die hem vloerde. 
 
Wilders, die ken je net als zijn pupil Rutte nog wel. Het gedoogakkoord met Rutte I kwam een half jaar voor jouw doodsvonnis. Polderend Nederland heeft nooit serieus een cordon sanitaire overwogen. En ach, de smalende humor van links. Wat hebben we samen nog hartelijk gelachen om Wilders permanentje. Je vond het themanummer van Kluger Hans rond Henk & Ingrid ook best amusant, herinner ik me. Het stel dat Wilders in dat jaar bombardeerde tot zijn kiezers, stemde volgens hem eerder GroenLinks of PvdA. Ik ken de namen van de nieuwe PVV-stemmers niet, hoewel… de kans is in ieder geval groot dat ze maanden terug nog VVD stemden, of BBB. Nee, geen afkorting voor borsten billen buik, maar één of andere obscene poppenkast van de agro-industrie. Waarschijnlijke coalitiepartner. Bij een peiling onder Nederlandse scholieren bleek dat het merendeel op PVV of FvD zou stemmen. De fascistische fantasieën van JA21, met keurige zijstreep in de glad gesmeerde harden, worden gesmaakt door een jongeling in mijn directe omgeving. 
 
Toen ik je oudste kleinzoon donderdag van school haalde, toonde hij de stemresultaten van de verkiezingen die ze daar hadden gehouden. Hij had op zijn beste vriend gestemd, op regenbogen. De democratie had ook besloten dat eenhoorns bestaan. Unicorns, de ultieme postmoderne fantasie, het zeemzoete antwoord op al uw knagende zingevingsvragen! Natuurlijk bestaan ze, ze bevinden zich onder ons! Naar schatting is een kwart van ons eenhoorn, maar sommige eenhoorns dragen hun hoorns enkel ’s nachts, bij volle maan. Het is onbeleefd om aan een eenhoorn van wie je vermoedt dat het een eenhoorn is, te vragen of dat klopt. Dat kan polariserend opgevat worden.
 
Wat mij betreft vertellen ze op de basisschool je kleinzoon, nee, op alle basisscholen al over de beginselen en voorwaarden van de democratie. Wat er op scholen over de bruine modder verteld moeten worden? Een collectief bodemonderzoek lijkt me geen overbodige luxe. En verder graven. In de verschillende aardlagen van de aarde vind je zoveel verhalen die je de aarde en wie haar bewoont beter doen begrijpen. We hebben onlangs op een mistige novemberdag nog gekeken naar het Romeinse schip dat in het westen van Utrecht uit de bodem werd gehaald.
 
Goh, papa, sorry dat ik je rust verstoor met deze gitzwarte brief. En er werd me zelfs gevraagd om voor vandaag - alsjeblieft - wat woorden van hoop te schrijven. Maar het stikt van de hoopvolle verhalen, we moeten gewoon tijd maken om te luisteren. Daar zijn in ieder geval voor nodig: gesprekken met de doden, diepzeeduiken in de ziel, een bodemonderzoek van zieke bodem en graven naar de aardlagen daaronder, een heldere blik op het giftige oppervlaktewater. We moeten sommige bruggen ophalen en andere juist steviger maken. We moeten touwen uitwerpen, de handen in elkaar slaan op het middenveld en ons luid blijven uitspreken, ook al wordt dat steeds griezeliger, met een kandidaat-minister die banden heeft met de Mossad. Verder is er sowieso spreekrecht voor de dieren nodig, voor de olijfbomen, een authentiek verhaal dat opstijgt uit de verzopen polder.
 
Het is een verhaal dat op onze lippen ligt. Kijk maar lieve papa, het lijkt net een levend wezen waar we ons aan kunnen vastklampen en warmen. Je kan er, zonder gevaar voor eigen leven, in geloven.
 
Liefs,
Marie

 

zaterdag 8 april 2023

Afscheidsbrief aan Luuk (1978-2023)


Lieve Luuk,
 
Sinds die vermaledijde woensdagochtend in maart dat ik online las dat je hart je in je slaap overmeesterd en tegelijkertijd in de steek gelaten had, wil ik je al een brief schrijven. We zijn nu bijna een twijfelende lentemaand verder. Je miste paasbloemen in de berm van de weg en het koppeltje futen dat in het water gestaag een nest bouwt, met bladeren van modder en twijgjes die alle kanten op vertakken. Je miste ijzige slagregens en verrassende nachtelijke kou. De maan werd voor het eerst sinds je geboorte vol zonder dat je haar invloed voelde. Ook miste je het eerste onmiskenbare lentegevoel en de eerste Goede Vrijdag, een bizarre naam voor een dag waarop een man aan het kruis genageld en gestenigd werd. Maar misschien is Goede Vrijdag wel de meest geschikte dag om in de stad die jij in je hart sloot afscheid van jou te nemen. Jij, eindeloos Goede Ziel.
 
Je hebt mij meerdere keren gezegd dat je jaloers was op mijn pen, noemde mij – ik citeer - ‘één van de zeldzame scribenten die ervoor kan zorgen dat ik kippenvel krijg.’ ‘Ik ben daarvan zeer onder de indruk’, schreef je, ‘mij lukt dat voor geen meter’. Toen ik antwoordde dat ik jouw sprankelende taalspel en spitsvondige humor in het Nederlands én Engels benijdde en in dat opzicht niet eens tot je kwetsbare enkels kwam, weerlegde je droog dat complimenten niet nodig waren. Ik was tenslotte diegene die zonder enige ironie schreef en dat moest jij duidelijk nog afleren. Je wilde dapper schrijven, met open vizier. Want, ‘ironie is juist het doekje voor het bloeden, de fopsneus waar je je als schrijver achter verschuilt’. Nogmaals dankjewel, lieve Luuk, maar ik vraag me die hele, of toch bijna volle, grillige lentemaand regelmatig af of het me ooit gelukt is om jou een compliment te geven dat je niet tien keer versterkt naar me terugkaatste. 
 
Misschien is dat ook de reden dat onze vriendschap de laatste zes jaar in stilte verwaterde, op wat sporadische appjes na, nadat eind 2016 de Liefde met hoofdletter in mijn leven kwam. De reden van onze verwijdering lijkt me niet de vleselijke belichaming van deze liefde, maar eerder dat liefde van de zachte, stromende soort, werkelijk iedereen in het zonlicht plaatst. En om de een of andere reden scanden jouw ogen, als we samen waren, meteen waar mijn schaduw viel, leek het koelste plekje jou het meest veilig en vertrouwd. ‘Ik ben een tiny grasshopper in jouw aanwezigheid’, grapte je, terwijl ik jou als stevige rots zag waarop insecten uitrusten en hun nat geworden vleugels in het zonlicht laten drogen. Ik zag een hart dat voor iedereen ruimte maakte. En dat is, hoe cliché het ook klinkt, ontzettend zeldzaam en dus ongelofelijke schoon, Luuk. In mijn herinneringen heb ik dit onevenwicht ook uitgesproken en hoef ik mezelf niet voor mijn kop te slaan, omdat ik dit pas in een brief aan een dode opschrijf. Maar jij was bovenal de rots, het zonlicht. Luuk, de bron van warmte en steun, in zoveel levens. Nog meer dan een scherp en grappig brein was jij een gouden hart op pootjes. Neil Young kan zijn zoektocht staken.
 
Luuk Van Huët. Wat zal ik nog over jou schrijven? Welke anekdotes vertellen tussen de regels het meest, bestaan er ook anekdokters, waar vindt het licht zijn weg? En tussendoor, waarom heb jij op Facebook twee puntjes op de ë in je familienaam geplaatst? Zonderling, wat is daar het tegenovergestelde van, Luuk? Is dat de meerling, de zielsverwant waar we eeuwig naar op zoek zijn? Jij weefde een netwerk van zielsverwanten in deze stad, spon draden tussen verschillende werelden. Ik weet niet hoe eenzaam je je gevoeld hebt en hoe ik je had kunnen helpen. Die kwetsbare afstand bewaakte je goed, behalve die ene keer in september 2016, toen je gevoelige hart door een koortsaanval harder moest werken en je in het ziekenhuis belandde voor onderzoeken en naalden die je aders niet wisten te vinden. Je reikte angstig naar me uit en vroeg of ik naast grommende panterkrachten ook zachte reiki op afstand kon geven, om jou rustig te maken. In die hulpvraag zat geen greintje ironie of ongeloof. 
 
Elke keer dat je het gevoel had dat jij kon helpen, was je daar. Toen Prince overleed, een paar dagen nadat mijn arm na een verkeersongeluk werkeloos in een mitella belandde, kwam je een lekkere, paarse schotel van wilde rijst voor me maken. Uiteraard zorgde je voor een portie voor de dag erna en eentje om in te vriezen. Je vond het heerlijk om een verdwaalde Belg op sleeptouw te nemen, de microfoon in haar handen te duwen en ik leerde met jouw ogen bruisende en duistere en duister-bruisende plekjes in Amsterdam kennen. Tot mijn verbazing leerde ik dat Loesje niet één vrouw met een jaloersmakend scherp pennetje is, maar een wisselende groep van leuke mensen bij wie het hart nét iets linkser in de borstkas het bloed rondpompt. Met jou schrijvend aan mijn zijde werd ik zelf ook Loesje.
 
Lieve Luuk. Ik heb zo genoten van je loyale vriendschap, van je grapjes, lieve attenties en hilarische uitspraken. Toen ik na de dood van mijn vader een tijd – oh ironie! - onder een mannelijk alter ego schreef, vond ik op een blauwe maandag een ros opplaksnorretje in mijn brievenbus. Zonder afzender. Pas later schreef je de tekst erbij: ‘Wat betreft rosse snorren is het net als met een sausage fest: if you can't beat them, join them!’ Enkele gevleugelde uitspraken zou ik zo, met Delfts blauw omrand, op tegeltjes in de toiletruimtes van deze stad willen ophangen. Zodat mensen tijdens hun moment van intieme ontlading, jouw grappige wijsheden kunnen blijven savoureren, ook als ze heerlijk multi-interpretabel zijn. ‘Trollen die onder de brug uit komen om met hun knotsen te zwaaien, verdienen het om te verstenen als ze in de zon komen.’
 
Of wat je zei over Occupy Amsterdam, in de tijd dat we elkaar leerden kennen. Toen de reputatie van het stelletje rebellen op het Beursplein ‘in het doucheputje der linksige vaagheid dreigde te verdwijnen’ en er steeds meer heftige interne discussies ontstonden, schreef je: ‘De gast met de Indianentooi was een rots in de branding. Dat zegt wel wat.’ En even later, een uitdrukking die nog veel breder van toepassing blijkt. ‘Lichtpuntjes zijn er hopelijk nog wel te vinden, al blijken ze soms de koplampen van een aanstormende bus te zijn.’
 
Je nam me mee naar bijeenkomsten van de We Are Here groep, naar demonstraties tegen de zoveelste oorlog, naar General Assembly’s in het Maagdenhuis. Je stimuleerde me om, naar analogie met de winden van verandering die door de universiteitsgangen bliezen, mensen te verzamelen in ‘Rethink HvA’, omdat ook broertjes met een minderwaardigheidscomplex over rebelse gedachten kunnen beschikken die stoffige systemen en holle macht flink op kunnen schudden, zoals vrouw Holle dat met haar kussen kan. 
 
Jij begreep dat het kon sneeuwen in april en voelde met me mee toen ik in dieppaarse rouw belandde, je gaf me krijt om poëzie op tegels te kalken toen ik zoveel keelpijn had van het machteloos schreeuwen, dat ik geen woord meer uit kon brengen. ‘Ik ken het gevoel voor zover je het gevoel kan kennen bij iemand anders. En ik blijf me afvragen hoe ik in jouw geval (en dat van anderen) kan helpen.’ Het lijkt terugblikkend, je levenscredo. Altijd weer klaarstaan, mensen steunen, schrijvers helpen, omdat - weer jouw woorden – ‘schrijvers elkaar niet moeten afbekken, maar elkaar moeten helpen.’
 
Daar zijn waar dingen in beweging komen, waar het schuurt en knarst, waar de lucht naar revolutie ruikt, waar er galmend gelachen of flink gegriezeld wordt, waar het toegestaan is om groots te dromen. En ook: daar zijn waar er pijn is, waar zachtheid nodig is, waar de taart niet eerlijk verdeeld wordt, daar waar een grapje kan helen, een hand kan helpen. Een hand op de schouder, een hand op het kwetsbare hart. Ik gebruik de tegenwoordige tijd, omdat we daar allemaal zoveel van kunnen leren. Van jou.
 
Ik groet je, lieve Luuk, ik zie je graag. En eindig met de eerste woorden die jij mij ooit schreef. Ze zijn volgens mij bedoeld voor iedereen die ze kan gebruiken.
 
‘Sterkte met alles’.
 
Liefs,
Marie

vrijdag 25 november 2022

Nog een brief aan papa (een dag na wat zijn zevenenzeventigste verjaardag zou zijn geweest)





Dag lieve papa,


Ik groeide op met het verhaal dat het menselijk lichaam voor 80 procent uit water bestaat. Altijd al een bevreemdende gedachte gevonden die maar niet concreet werd: bedoelde men met ‘water’ niet eerder ‘bloed’ of ‘plas’? Wat met al dat vet, de organen, de botten? Als iemand doodziek wordt, is het water in het zieke lijf dan ook ziek? Kunnen we dan voor het water liedjes zingen, zodat de moleculen veranderen en het water beter wordt, waarna het lijf volgt? Hoeveel water bevatten sprookjesfiguren? Zijn verhalen vloeibaar water, met de kracht om het diepste punt van onze ziel te peilen? 

 

(En waarom verschijnt er tijdens het tikken een rode lijn onder het voegwoord ‘als’ – alsof de spellingscorrector veronderstelde dat mijn ademhaling bijna tien jaar later nog steeds hapert ALS ik een zin begin met de vreselijke ziekte?) 

 

Deze vragen komen van iemand die nauwelijks interesse heeft voor anatomie – tenzij een dierbaar iemand heel ziek wordt - en ternauwernood liever filosofeert over het stromen van emoties. Dat wij voor bijna 100 procent uit emoties bestaan, heb ik altijd duidelijk gevoeld, al slaagde ik er nooit in een rigide onderscheid te maken tussen voelen en denken. Denken aan jou doet me soms lachen en vaker ook nog heel veel zeer. Enfin, toen ik die waterkwestie net even opzocht, bleken opgetrokken wenkbrauwen terecht te zijn. Het percentage water in het menselijk lichaam is zeer controversieel en werd de laatste jaren flink naar beneden bijgesteld.

 

Je oudste kleinzoon wordt in januari vijf jaar. Hij koestert de laatste tijd een heilige fascinatie voor alles wat ‘symmetrisch’ is – het bijhorende zelfstandige naamwoord ‘symmetrie’ vindt hij vooralsnog abstract en schuift hij liever opzij. In de praktische zin heeft hij een punt – van zodra we voorbij de logica van computers kijken, toont onze menselijkheid zich niet in symmetrie of geruststellende gelijkheid, maar eerder in het afwijken. We houden van symmetrische gezichten, van vakjes en hokjes om zaken bevattelijk te maken, maar het is juist de afwijking die zorgt dat we geen pop zien maar een mens. Ook het grensoverschrijdende maakt ons mens: laakbaar, angstig, moedig, nietig en groots tegelijk. Ik klim uit een diep dal van slijm waarin ik twee weken muurvast zat en heb de laatste weken vaak wanhopig teruggedacht aan de dagen dat ik buikgriep had en tussen het rennen naar het toilet verder moest met jouw verlamde lichaam optillen en door de kamer dragen. Zorgen voor een drukke, wakkere kleuter terwijl je ziek bent: het komt soms in de buurt van het grensoverschrijdende dat in de kern liefde heet.

 

Hier in Nederland wordt je kleinzoon overspoeld met sinterklazen en fantasieloze roetveegpieten. Op school kijken ze elke dag tijdens het bammetjes eten steevast het kitscherige Sinterklaasjournaal. De grote halfzus gaf hem een advent kalender met chocolaatjes die de kindertjes tijdens het aftellen tot pakjesavond op 5 december zoethouden. Om de zoveel dagen vind je een QR-code achter het kartonnen klepje, dat leidt naar een kunstelig, knutselig promofilmpje van de supermarkt. 

 

Ik heb regelmatig veel zin om de leugen te doorprikken. Maar die ogenschijnlijk kleine prikbeweging zou mogelijk een veel grotere bubbel kapot laten springen. Het voelt zo vroeg om hem nu al lastig te vallen met het benoemen van al die verzonnen verhalen, al die geconstrueerde hokjes en arbitraire matrices waarin wij menselijke wezens onze identiteit en relaties tot elkaar en de wereld vorm trachten te geven. Toch doen we het elke dag opnieuw, die prikjes uitdelen, met mondjesmaat, met een beetje realiteitszin en vooral veel ruimte voor de verbeelding. In de eerste plaats ook in onze eigen bubbels. Hoe vertellen we hem immers dat de planeet voor de mensheid en zeker voor zijn nakomelingen onleefbaar wordt? We houden liever nog even de leugen vol dat Sinterklaas bestaat en dat pietjes hun nageltjes in alle kleuren van de regenboog mogen lakken zonder dat ze raar gevonden worden. 

 

Speaking of: ik schreef een cynisch wiegenliedje voor onze voetbalhelden, maar tijdens de tweede helft van Nederland tegen Ecuador mocht je kleinzoon frietjes en appelmoes eten terwijl hij naar reclamefilmpjes op YouTube keek en zijn ouders naar het grote scherm. Ik kan dus niet anders dan toegeven dat ik met een half oog en onderkoeld enthousiasme naar de wedstrijden van de Rode Duivels en Oranje kijk. Grensoverschrijdend, laakbaar, menselijk. Nee papa, WK’s kijken is absoluut niet meer wat het vroeger was. Dat lijkt me vooral een goede zaak. Er wordt meer shit zichtbaar achter pracht en praal en miljardenspektakels. 


Het is wel een zware taak om tijdens het afpellen de laagjes dubbele moraal en blinde, witte vlekken niet te vergeten – ik blijf nieuwsgierig hoe jij dit had aangepakt, in welke mate je je had vastgeklampt aan de privileges van de witte, gepensioneerde professor en dat je had geklaagd over een wereld die in jouw beleving schudde op zijn grondvesten, waardoor je je voordien heldere plek niet meer zag. Ik vermoed echter dat je behoorlijk zou meebewegen: zo flexibel schat ik je wel in. Je was altijd wel in staat om de relatieve nietigheid van je bestaan in te zien, naast de grootse kracht van liefde.

 

Je zou gisteren 77 geworden zijn, je werd maar 67. Het besef dat je nooit je schoonzoon en kleinkind hebt ontmoet, is bijna tien jaar na je dood het grootste verdriet. Ik vermoed zelfs dat je rustiger was gestorven, als je wist dat je beide dochters in zulke warme handen terecht zouden komen. Ik heb je de laatste jaren vaak vergeleken met mijn man, maar de laatste tijd springen de tranen me vooral in de ogen, als ik voel hoe met de komst van mijn zoontje ook herkenbare energie van zijn grootvader is meegekomen. 

 

Een paar dagen geleden nam hij een tekening mee naar huis: een kleurloos en lachend pietje dat enkel uit contouren bestaat. Hij heeft een rechte borstkas, korte rechthoekige armpjes zonder handen en twee blokvoeten op dunne lijntjes. Een wuivende veer op zijn pietenmuts, wat vaag haar dat onder de muts steekt, niet symmetrisch. Het is een zeer atypische tekening voor hem, thuis tekent en bouwt je kleinzoon het liefst symmetrische patronen en constructies. Figuratieve tekeningen interesseren hem niet. Hij tekent abstracte schatkaarten en vraagt ons doolhoven te tekenen, waar hij vervolgens tot zijn teleurstelling slechts kort in verdwaalt.

 

Jouw screensaver bestond jarenlang uit een wervelende dans van fractalen. In mijn poëziealbum was jij steevast diegene die de meest geometrische tekeningen maakte – ik vond ze een tijdje wat gênant, die staaltjes wiskunde tussen kwezelige rijmpjes en zeemzoete tekeningen van pastel. Heb jij ooit geprobeerd om een doolhof te tekenen? Dat is echt vreselijk moeilijk, papa. Zeker als je voor 90 procent uit slijmerig water bestaat. Ik beet op mijn tong toen je kleinzoon gisteren driftig vroeg om een heel ingewikkelde doolhof. Lieverd, wilde ik hem zeggen, door jou te verwekken, door jou negen maanden in veel water te dragen en je daarna op het droge te gooien, heb ik je het grootste doolhof mogelijk geschonken. En wacht maar... tot je mensen verliest die je dierbaar zijn. Dan worden er plotsklaps tientallen donkere gangen aan de doolhoven in je hoofd, hart en buik toegevoegd.

 

Je hield nooit van zwemmen, je riposteerde iedere zomer steevast dat je het simpelweg niet kon. Je kleinzoon moet nog op maat gemaakte oordopjes krijgen en dan kan hij het proberen – van water houden en het durven vertrouwen. Doolhoven kun je bedenken. Maar watermoleculen zijn toch van een andere aard. Ze lijken net het leven, voorbij de beredeneerbare constructies. 

 

Heel veel liefs, ik mis je vreselijk,

Marie

zaterdag 13 april 2019

Afscheidsbrief aan Roland Zeldenrust





Lieve Roland, kanjer,

Je overleed donderdagavond, exact een jaar nadat Jimmy werd aangereden, het wilde, rossige katje dat bij mijn man op schoot kroop in een visrestaurant op Lesbos en dat hij vervolgens in een truttig mandje naar het voor haar veel te keurige, brave Nederland meenam. Een dolende, dollende en liefdevolle geest, steeds klaar om tijdens het spelen vuur te spuwen. Onstuimige Jimmy hield ervan stoute dingen te doen, zoals met haar nagels wild om zich heen slaan tijdens het ravotten en dus ook op een ochtend in april buitelend de randweg oplopen terwijl de auto’s voorbij raasden. En dit jaar ging jij, meneer Zeldenrust, op dezelfde datum, de drummer met de meest geniale en toepasselijke naam denkbaar… Ja, de gedachte dat jullie ronkende, duivelse energieën elkaar gevonden hebben in een nieuwe vorm, brengt troost. Voor beiden voelt de verleden tijd gebruiken naast onwennig ook oneerlijk. Aangezien ik jou niet in mijn tuin kan begraven en geen bizarre, gretig groeiende plant op je lijf kan planten zodat je wildheid in een andere vorm doorleeft, zit er niks anders op dan je aan een razend tempo een laatste brief te schrijven. En voor zover het kan kloppen, klopt dit ook, mijn afscheid aan jou, een ratelende solo in de leegte, geschreven op het ritme van het hart.

Ook al hoorde ik pas vrijdag dat je donderdagavond overleden was, ik wist het donderdagavond intuïtief al. Je zocht me die nacht urenlang op in mijn dromen en vroeg me zelfs of je een gids van me mocht worden tijdens het geven van reikibehandelingen. Die nieuwe samenwerking moest uiteraard op jouw voorwaarden gebeuren: je zou geen blad voor de mond nemen en me steeds de waarheid vertellen, zonder zweverigheid of de stinkende wonden die zachte heelmeesters achterlaten. We lachten onze grote tanden bloot om deze heerlijke tegenstrijdigheid. In de gesprekken met de dode Roland is werkelijk alles mogelijk, onze schaamteloze vriendschap die twee jaar duurde kan verder bestaan in een nog vrijere vorm. Dus tuurlijk mag het, lieve kanjer, natuurlijk mag je een brutale gids van me worden. En ik zal de weinige keren dat ik haring eet, aan jou denken. Ik zal aan je denken met een zilte smaak in mijn mond, of tijdens de meest onverwachte, aardse momenten.

Lieve Roland, shit. Ik voel me verweesd, kan mijn gevoel maar moeizaam duiden, de tranen zijn er maar weigeren voluit over mijn wangen te stromen. Waarschijnlijk was ons contact de laatste vier jaar te verwaterd om nu aan anderen te vertellen dat ik een goede vriend verloor. Maar toch was je mijn vriend, de eerste die nu doodgaat. Er stierven klasgenootjes, leiders van de scouts, vrienden van vrienden maakten een eind aan hun leven, er werden baby’s dood geboren, in de herfst verongelukte een leeftijdsgenoot met wie ik enkele zomers terug naar een huwelijk in Zuid-Frankrijk reisde. Ja, ik ben ondertussen al wel met zo’n dertig doden op Facebook bevriend. Maar dat jij me nooit meer zal zeggen dat je me mist, dat je me nooit meer zal vertellen dat ik stomme keuzes maak, dat je nooit meer zal verklappen hoe bang je bent voor wat komen zal of boos om wat gebeurde, dat je nooit meer zal tikken dat je me wil beschermen en dat ik alles tegen je kan zeggen, dat vind ik nu plots moeilijk om te aanvaarden, ook al was ons contact de laatste jaren erg minimaal.

Er ratelt iets in mijn hart en dat maakt me al twee dagen onrustig. Ik vermoed dat ik je harder mis dan verwacht. En dat is niet verwonderlijk. Je stond heel dichtbij toen het leven me naar adem liet happen, toen ik rilde van de kou en doorholde om de pijn maar niet te voelen. Het begon op het einde van 2012: je stuurde een vriendschapsverzoek op Facebook, toen de wereld toch niet verging, maar mijn vader wel op sterven lag en jij al enkele jaren bezig was met je strijd tegen kanker, je ‘worsteling op leven en dood’. Iets – ik weet niet meer wat - was uit mijn pen gerold en had je aandacht getrokken: daarom wilde je me leren kennen, niet om de gemeenschappelijke vrienden. De klik was er meteen en we deelden veel: een besef van hoe duister het leven is balancerend op de randen van de dood, een wil om te benoemen wat niet klopt, Joodse wortels en intergenerationeel oorlogstrauma, een liefde voor muziek, een haat-liefde verhouding met Amsterdam, een geloof in hoe de passies van mensen de wereld draaiende en brandende houden. Het vonkje was meteen groot genoeg om samen online de diepte in te duiken, niet veel later ook ‘onlife’. We knuffelden elkaar steeds warm en streken bij elke ontmoeting steevast over elkaars benige rug.

Ik ging in de begintijd van onze vriendschap elke week een paar dagen naar mijn vaderland België, om voor mijn papa te zorgen die verlamd was door ALS, toen al voeding kreeg via een sonde en zijn vermogen om te praten kwijt was geraakt. De vastberadenheid waarmee voor mijn vader gezorgd werd, raakte je diep. Je was zelf net aan de dood ontsnapt en je wist hoe relaties in zware tijden in een ander licht komen te staan. Terwijl mijn vriendinnen de luiers van hun baby’s verschoonden, was ik in een wekelijkse strijd met mijn vader verwikkeld, die te trots was om de zorg te aanvaarden die hij in flink hulpeloze staat nodig had. Ik vloekte in de chat, ik wanhoopte en riep met uitroeptekens dat ik het niet meer aankon. Jij luisterde, belde als dat nodig was ook laat in de avond, draaide je geen seconde weg voor de rauwe, onsmakelijke verhalen die ik vertelde. Je was de vriend die er toen het meest voor me was, na slapeloze nachten waarin ik angstvallig luisterde naar de ademhaling van mijn vader was je vaak de enige buitenstaander die bleef vragen of ik in die helse nachten zelf een beetje geslapen had. En ik wist ook wat het zwaarst op jouw schouders drukte.

Een paar weken na het overlijden van mijn vader zocht ik je samen met mijn zus op in het besneeuwde Berlijn. Na afloop droegen alle poppen van je toen vierjarige dochter onze namen. We kregen grauwe tanden van de rode wijn die we samen dronken, we wreven elkaars handen warm, luisterden met je dochter naar icaros uit de Amazone tot ze zacht in slaap viel op je borst. Ik herinner me dat ik toen al de tweestrijd in mezelf voelde die onze vriendschap van in het begin bemoeilijkte. Ik deelde je boosheid en vond het net als jij makkelijker om te zien wat voor de ander goed was dan helder te doen en laten wat voor mezelf nodig was. En toch wilde ik ook streng voor je zijn, de sigaretten uit je handen trekken, je eigenhandig naar kundige sjamanen in de Andes sturen, ik zocht naar manieren om je zo lang mogelijk in leven te houden, je te motiveren nog beter voor jezelf te zorgen, zonder dat ik daarbij te belerend overkwam. Dat lukte amper. En terwijl je in het begin steeds als eerste de boze open brieven die ik schreef las, ging je me na een tijd minder aanvuren en stonden we verder van elkaar: ik postte muziek die jij zielloos vond, jij verkondigde politieke meningen die mij teleurstelden. Nadat ik een keer wat over Nirvana schreef, zette je alle Facebookmeldingen uit. Dat ik naar zo’n ‘oppervlakkige’ muziek luisterde, vond je onbegrijpelijk, of dat maakte je mij en jezelf in ieder geval wijs. Misschien verdroeg je van mij minder omdat je me graag zag, zo gaat dat vaak. Ik heb het je nooit gevraagd. En omdat ik zeker was van onze warme basis, maakte ik me ook niet druk over de afstand die ontstond. Of toch te weinig, denk ik nu.

Nadat je twee jaar lang heel trouw de wisselende berichten over je oorlog met de zich door je lijf verplaatsende en soms tijdelijk verdwijnende kanker met me deelde, werd het stiller. Toen ik stapelverliefd werd op de man die nu de vader van mijn kind is hadden we al geen contact meer. Ja, toen ik eindelijk de man vond die je me gunde, konden we samen ook niet langer lachen om mijn mislukte romances. Ik wilde niet meer boos zijn en zeker niet meer op jou. Ons contact stokte, je reageerde niet meer op mijn laatste berichten en ik kreeg enkel nog op je tijdslijn hoogte van de stand van zaken. Met pijn in het hart las ik hoe de kanker de laatste jaren verder woekerde, hoe je strijdvaardigheid steeds meer terrein verloor aan het onvermijdelijke.

Lieve Roland, uiteraard is deze brief een surrogaatkus, een lapkus. Dat snap je toch wel? Uiteraard zou ik je het liefst nog een keer in mijn armen hebben gehad. Maar dat kan nu niet meer, ouwe rakker. Beloof je me snel nog eens te komen spoken in mijn dromen? Wees dan wel voorzichtig als je uit het raam van mijn slaapkamer glipt. Op de randweg rijden de auto’s hard. Ik weet te weinig over het leven na de dood om uit te sluiten dat spoken harde klappen kunnen krijgen. Kom gerust onaangekondigd langs, of als ik geroffel op de deuren hoor, zal ik weten dat het jouw drumsticks zijn.

En weet dat ik je naast rust ook toewens wat je gretige hart wil. Desnoods een mooie portie rusteloosheid, desnoods de kans om steeds opnieuw te dolen en thuis te komen bij wie jou liefheeft. Ik ben één van die velen, niet ondanks, nee, zonder gemaar, zonder concessies. Lieve meneer Zeldenrust, ik zie je graag. En nu rest me niks anders dan je vaarwel te zwaaien met deze pen van mij, die vanavond geen wapen, maar een veer is waar droeve inkt uit druipt.

Sterkte ook aan je nabestaanden, je kinderen, je moedige geliefde die je zo bleef steunen en verzorgen, je vrienden, al wie zich aan je vuur kon warmen en mocht branden.

Dikke kus, kanjer,
Ik heb je lief,

Marie
x

zaterdag 24 november 2018

Nog een brief aan papa (op wat zijn drieënzeventigste verjaardag zou zijn)


Lieve papa,

Je zou vandaag drieënzeventig geworden zijn. Maar je werd slechts zevenenzestig en het kleinkind waar je zo vurig op hoopte, werd een kleine vijf jaar na jouw overlijden geboren. Over een paar dagen is hij tien maanden oud, hij trekt zich op, loopt langs de meubels en kruipt nu stilaan ook op handen en knieën in plaats van enkel op zijn buik te ‘tijgeren’. Ik denk dat je ook weerstand zou voelen bij dit woord dat de arts laatst voor zijn laag bij de grond voortbewegen gebruikte, ik mocht het van haar nog geen kruipen noemen. Maar waarom heet het dan niet ‘slangen’, of ‘hagedissen’, of een ander woord dat verwijst naar een dier dat zich onmiskenbaar op de buik voortbeweegt? Als tijgers sluipen, slepen ze hun zachte buik in de momenten voor de sprong naar hun arme doelwit misschien even over de grond, maar meestal staan ze stevig op vier dikke poten. Gekke Hollanders.

In de kast van fruitkistjes die mijn lieve man in elkaar timmerde en die een prominente plaats in de woonkamer kreeg, staan jouw combats in de linkerhoek beneden, vlak naast de boekjes van Dikkie Dik en Gonnie en Vriendjes en Rupsje-nooit-genoeg. Ade trekt ze graag uit de kast en ik laat het dan oogluikend toe dat hij even op de veters sabbelt en met zijn vingertjes aan de zolen krabt. Wat voor anderen voornamelijk vies lijkt, brengt mij grinnikend troost. Je bent zo aanwezig hier, kijk maar, je hebt je stoere laarzen uitgetrokken na een boswandeling waarbij we samen cantharellen zochten. Ik kan ze toch moeilijk ‘kisten’ noemen, want ‘opa’s kisten staan in het linkerkistje’, ook dat klinkt toch niet?

Ik heb altijd van je combats gehouden, volgens mij waren ze ook al te groot voor jouw kleine maat 39 en ze waren zeker te groot toen ik als puber naar grunge luisterde, met houthakkershemden mijn prille borsten bedekte en twee paar skisokken aantrok om met jouw legerlaarzen naar een feestje te gaan. Ze waren zo authentiek doorleefd, die combats. In je diensttijd trok je er gelukkig niet letterlijk mee ten strijde, het meest heroïsche verhaal dat ik me herinner was dat je een keer gepist hebt in het eten dat aan een gehate officier voorgeschoteld werd. Maar het kan zijn dat ik het verkeerd onthouden heb en dat uitgerekend jij de soldaat was die niet mee piste, al was je zeker ook niet het type dat de rest dan zou verklikken. Het is zwaar om te merken dat zelfs de verhalen die je best vaak verteld hebt, vervagen. Ik kan je karakter steeds minder goed reconstrueren op basis van wat je in je leven meemaakte en daardoor ontbreekt het me soms aan verhalen over jou waarin ik zelf ontbreek. Maar er blijft zoveel gevoel over, zoveel herinnering, zoveel liefde, zoveel samen.

Je kleinzoon huilt boven. Zijn vader gaat nu naar hem toe om hem in zijn armen in slaap te wiegen. Het lukte mij daarnet niet met moedermelk of ‘La chanson des vieux amants’ van Brel. Misschien zingt Frank nog een keer ‘Sweet Baby James’ van James Taylor voor hem. Ik vind het heerlijk dat ik een kind kreeg met een man die graag zingt. Mijn armhaartjes gaan rechtop staan als ik me herinner hoe je met je warme stem opera en chansons zong, in huis of in de skilift. Daarnaast vraag ik me nu pas voor het eerst af of dit een wiegenliedje is dat de grote James voor het kleine kind in hem schreef. 

Ik zou het Ade zo graag op tijd willen leren, dat de grootste kracht in jezelf je vermogen om voor jezelf te zorgen is. Daarbij begint alles, dat is het oog van de uitwaartse draaikolk die het andere kracht brengt. Mijn leven veranderde toen ik dat begreep. Nadat ik je elke week verzorgde in de laatste maanden van je leven, zwaar over mijn grenzen ging door daar bovenop zoveel te werken dat er nog weinig momenten waren om mijn diepste wanhoop en eenzaamheid te voelen, ging je dood. Na je dood volgde de bodem. Ik bleef schrijven en zag steeds meer licht. Toen het licht echt liefde was, vond ik mijn man. Ik moest eerst mezelf vinden. Je hebt me de aanzet van deze levensles zeker tijdens je leven geleerd, maar je verdwijnen heeft me de diepe kern ervan laten ervaren.

Ondertussen ben ik fulltime moeder. En ik help mensen. Ik gids ze naar de wijsheid van hun lichaam, nodig ze uit om te voelen, om te luisteren naar de meerstemmige gezangen van hun ziel, om te schrijven en herschrijven en daardoor te helen. Het is een voorzichtige praktijk, in babyslofjes nog, zacht tijgerend. Ik hoef nog niet te springen, jouw kleinzoon dicht tegen me aan drukken als hij in de nachtelijke novemberkou aan mijn borsten drinkt, is nog even het allerbelangrijkste. 

Soms vervloek ik de resterende enkele ramen in dit sfeervolle huis. Het huis dat we vorig jaar betrokken, toen ik hoogzwanger was en we samen halsoverkop verliefd werden op het huis en nog maar eens ons hart mochten volgen. Maar het is niet zo erg, die kou 's nachts: dunne ramen brengen me in de slaap dichter bij de sterren. En van de sterren wist jij altijd al zoveel meer dan ik. Ik voel me omgeven door jouw wijsheid en als ik zoals de afgelopen nachten door de volle maan de slaap niet kan vatten, dan probeer ik deze slapeloosheid om te buigen en rust te vinden in het mysterie van leven en dood.

Ik kan nog zoveel meer schrijven. Maar is dat nodig? Ik denk dat je het goed vindt als ik nu even naar boven ga en poolshoogte neem. Als je kleinzoon slaapt, droomt hij misschien van de grootvader die hij nooit gekend heeft. Ook dat brengt troost, als ik me dat voorstel.

Ik hou van je lieve papa, bompa, opa van Ade,

Liefs,
Marie

P.S. Ik hoef niet naar boven, Lilith mag op mijn schoot blijven liggen. Het is stil geworden boven. Hij heeft hem in slaap gewiegd, ik heb hem vanavond in slaap geschreven.




Populaire berichten