Een doorsnee zaterdagmiddag.
Tegenover mij zit één van de leden van de beperkte groep waarmee ik de laatste
maanden het best verbinding kan maken. Het ‘nooit-meer-als-voorheen-leger’. Leven
omgegooid of een knagende ontevredenheid met alle oude patronen die nog aan ons
kleven. Een veranderde relatie met eenzaamheid. Selectiever in vriendschappen,
dankbaarder voor een arm rond de schouder. Wat alles veranderde, verschilt per
persoon. Het kan de mensonterende dood van een naaste zijn, een kanker die
terugkomt, of - in zijn geval – een zwaar ongeluk dat twee masterdiploma’s inruilde
voor chronische pijn. Hij leeft met weinig, maar met smaak of op goede momenten
met klaterende gulzigheid. Alles van waarde wordt opgemerkt, zelfs de vissenkop
die in mijn diepvriezer ligt en die hij voor zijn vertrek nog in eten zal
veranderen. Hij vraagt me wanneer ik mijn ticket boek. Als er morgen niet
opnieuw iets gebeurt wat alles omgooit, zullen we de laatste dagen van 2013 in
de natuur doorbrengen. In Portugal, waar zijn moestuin staat en hij in de
oceaan vissen vangt die hij aan lokale restaurants verkoopt om de
niet-reguliere behandelingen te bekostigen. Over morgen doen we liever niet te
veel uitspraken. Vandaag is van ons.
Het verwondert
hem dat ik me zelfs op een rustige zaterdagmiddag als deze druk maak om de trans-Atlantische handelsovereenkomst, die multinationals nog meer macht geeft om overheden op
legale wijze monddood te maken. Dat deze overeenkomst met nieuwe handtekeningen
verder bekrachtigd wordt, is toch zo klaar als een klontje? Een voldongen feit
waar we al lang in leven. Wat wij kunnen doen, is zoeken naar die ene Amsterdamse
plek waar ze geen ‘shicken’ maar ‘chicken’ verkopen. Eigen zaad planten. Begin klein.
Verzorg de aarde, als de plant ziek is.
Toch maak ik me onafgebroken
zorgen. Dat toonde zich vannacht in een droom over het heden, vermomd als
toekomst. De sci-fi sfeer komt waarschijnlijk uit Cloud Atlas overgewaaid, het
boek dat ik samen met studenten aan het lezen ben. Daarin worden machtsverhoudingen
getoond, die in elk voortschrijdend tijdperk schever en grotesker worden. In
mijn nachtmerrie hadden ministeries plaats gemaakt voor bedrijven. De koningen
en presidenten waren vertrokken en managers van multinationals grijnsden ons
vanop hun tronen toe. Niet alleen de sterren hadden een naam. Elke rivier was
bezit geworden. Uit elk zaadje moest winst groeien, al was de klank van winst
zo leeg dat onze buiken zwollen van de lucht en we in die vergiftigde lucht
stikten. Logo’s werden geprint op de stukken vlees die op de restaurantborden
lagen. Als ik zeep uit de dispenser duwde, klonk een gepersonaliseerd
reclamedeuntje. Wat het zong, is te intiem om aan uw nieuwsgierige neus te
hangen.
Ik probeer mijn
nachtmerries op allerlei manieren te bezweren. Gisteren voelde ik energie door
mijn benen en voeten de aarde in golven. ‘Gewicht op beide voeten gelijk. De
wortel als een ader. De aarde als het vlees’. Deze zinnen rolden in het gebed,
dat ik een aantal weken geleden opschreef en tussen twee witte kaarsen voor een
veertigkoppig publiek uitsprak. In mijn mooiste dromen, voelde het publiek de
golven. De woorden woelen in mij. De woorden moeten klank krijgen. De woorden
moeten hoop in zich dragen. Als de lach van Mandela. Tegen de hele realiteit
in. Een lach kan zelfs geketend door de ruimte klinken. Wat kan ik doen? Klein
beschrijven, klein beginnen. De woorden als een ader, de aarde als het vlees.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten