zaterdag 25 februari 2012

Achterstallige uitslag (poll 12, 13, 14 & 15)

Vraag me niet hoe het komt. Het past bij de periode, denk ik, dat ik veel vragen stel maar te ongeduldig bent om de antwoorden in kaart te brengen. Maar stiekem hou ik mijn vreemde pogingen om jullie aan de tand te voelen en jullie koorts te meten wel goed bij. Vandaar vandaag: de uitslag van vier achtereenvolgende polls.

In mei 2011 vroeg ik jullie in de twaalfde poll ‘Ik kan goed’ naar jullie grootste talent. Negenentwintig mensen antwoordden. De meerderheid (10 stemmen) beweerde vooral goed te zijn in ‘schrijven en schrappen’. Negen mensen beweerden dat ‘liefhebben en lachen’ hun grootste talent was. ‘Dansen en springen’ en ‘tekenen en kliederen’ kregen beide vier stemmen. En blijkbaar blijven muzikanten ver van deze blog (of ze moeten nog beter zijn in het bespelen van harten): slechts 2 mensen gaven aan goed te zijn in ‘componeren en bespelen’.

In het begin van de zomer begon het flink te stormen achter de schermen van Huiverinkt. Daarom vroeg ik jullie in de dertiende poll hoe kalm jullie onder onweer blijven. Slechts veertien stemmen werden hoorbaar. Tien mensen vonden onweer heerlijk en wilden geen donderslag missen. Vier mensen gaven toe stiekem een beetje bang te zijn. Niemand rende naar een kind of dier om het te troosten. Nooit bleef een onweer onopgemerkt.

In het midden van al die stormen, besloot ik een deel van mijn geladen energie in de Occupy-beweging te steken. Daarbij schreef ik een brief aan Peter Verhaar, GeenStijl-columnist en een lafaard die een drogreden gebruikte om niet te hoeven antwoorden op mijn zorgvuldig geformuleerde vragen. Zijn afwezigheid werd echter ruimschoots gecompenseerd door de rakkers van GeenStijl die hier massaal binnenvielen en voor een bezoekersaantal in de duizenden zorgden. Een enkeling haalde diep adem en veegde zijn voeten voor hij aanbelde. Tweehonderd vijfenzestig bezoekers namen de moeite om hun mening over de Occupy-beweging te delen. De helft daarvan (128 stemmen) trok zijn neus op en zei ‘Dat stelletje idealisten? Waait wel weer over.’ Vijfenzeventig mensen riepen ‘Natuurlijk toon ik mijn verontwaardiging!’ De resterend twintig procent reageerde erg verdeeld: de ene helft beloofde zich nog bij de indignados te zullen scharen en de andere helft (toch nog zeventwintig dwazen!) had zelfs nog nooit van ‘Occupy’ gehoord en dus waarschijnlijk ook nooit de brief gelezen. Tja.

Aangezien de storm ondertussen nogal apocalyptische vormen begon aan te nemen, vroeg ik jullie naar wat jullie verwachten van 2012, het jaar dat volgens de Maya’s het einde zal betekenen van de wereld zoals we hem nu kennen. Negentien mensen gaven een antwoord. Acht onder hen voelt dat er iets aan het gebeuren is, maar weten absoluut niet wat. Evenveel mensen noemen dit ‘same old shit’ en blijven er behoorlijk passief onder. Drie mensen staan te popelen en roepen: ‘Bring it on! The Maya’s were right’ en helemaal niemand wenst terug te gaan naar het vreemde 2011…

Vragen zijn vaak veel leuker dan antwoorden? Vind ik ook.

dinsdag 21 februari 2012

21022012

Ik heb je niet verzonnen. Hoogstens met trage trekken geboetseerd. Daar sta je klaar, vrij van indrukken of rillingen langs de ruggengraat. Als sprankelend water raas je door mijn lijf en spoel je weg wat als verwachting aan ons kleeft.

Vandaag verzamelen vrouwen wereldwijd. Ze slaan de handen in elkaar en wiegen met hun heupen. Binnenin verzamelt kracht zich. Het hoopt zich op, ontsluit zich voor wie luistert naar wat zich in het hart verroert.

Ik neem je mee naar de berg. Onze handen buigen het riet. Voorbij de bron waar je het water uit de rotswand op kan vangen. Daar ligt de plek waar jij zacht ‘nee’ op mijn heupen schreef. Het was er veel te stil om waar te zijn.

2102 2012. Schud de cijfers tot ze rinkelen en weerloos van waarde zijn. Wapen je met zachtheid. Verwonder. Vergeef. Verander.

vrijdag 17 februari 2012

Wat we deze week hebben geleerd...

Van de kanaries: dat je een vrouwtje en mannetje soms moet scheiden tot het langer licht wordt. Omdat ze anders in hun verwarring iets wat wil ademen verdonkeremanen.

Van de vrieskou: dat de dooi achteraf voor kleine lentes zorgt.

Van de kasteelmoord: dat een heel land in de ban kan zijn van mysterie – of dat in ieder geval pretendeert. Dat we altijd weer verhalen willen om onze honger te stillen. Dat meer verhalen de honger enkel groter maken.

Van het water: dat het een geheugen heeft. En omdat het lichaam water is, stroomt het onverstoorbaar door en glipt door kieren. Soms lijkt het lijf verstrooid en vergeet het waar de sleutels liggen. Maar onderschat het niet: het slorpt alles op en heeft het geheugen van een olifant. Maar niet het dikke vel.

Van het Zesde Metaal: dat ook taal kan roesten. En dat je de dingen soms niet kunt benoemen.

zondag 5 februari 2012

Er geen kunst van maken, maar een vraag

‘Je moet er niet meteen kunst van maken.’ De zin werd uitgesproken nadat ik, triomfantelijk meedeinend op de klanken van Dirty Mind, het laatste continent had veroverd dat ik nodig had om mijn opdracht te volbrengen. Ik keek naar de vier lege flessen op tafel en vroeg me af of ik ze als voorwendsel kon inzetten. ‘Je moet er niet meteen kunst van maken.’ Ik drink, dus ik versta niets meer.

Maar ik kon geen kant opkijken, want de man die deze zin uitsprak kent ze allemaal (een beetje). De schrijfster die elke flard verdriet zo weet te versieren dat het bijna een streling wordt. De vrouw die woede zo op weet te blazen tot ze als een dreigende wolk boven de lafaard hangt. Maar hij kent ook het meisje dat zich afvraagt of haar vader gelijk heeft, als hij vraagt om Peter Pan voor een tijdje met rust te laten.

Wat is verwerken? Wat is vluchten? Kan het zijn dat je in vluchtige snelschrijverij – tranen verbijtend - net facet wat dringend aandacht moet krijgen? Hoe geef je woorden zo vorm, dat de doodstille kern van hun boodschap staande blijft en je niet ontglipt? Een mens kan veel tegelijk voelen – dat merk ik nu meer dan ooit tevoren. Ik huil, ik lach, ik mis, ik kijk uit naar morgen. Ik koester zelfs – in woorden en in daden. Ik doe het allemaal. Vaak tegelijk. Maar net zomin ik in staat ben om vierenhalf jaar als tijdsverspilling aan de kant te gooien, ben ik bereid te zwijgen over de teleurstelling die mijn hart doormidden snijdt. Net zoals ik wil blijven lachen, wil ik blijven huilen. Waarom mag je het ene van de daken schreeuwen? Maar moet het andere in stilte, waar niemand het hoort?

‘En dan kunnen al je studenten dat lezen!’ Nog zo’n bekommernis die ik de laatste weken een paar keer te horen kreeg. Ja, inderdaad. En soms word ik erg ongemakkelijk van de gedachte. Maar wat is de beste les die ik hen kan geven? Dat hun leerkrachten eigenlijk niet van vlees en bloed zijn? Of dat er een reden is voor mijn verhoogd ongeduld ten aanzien van hun taalfouten, dat er een oorzaak is voor de zure nasmaak die zich de laatste tijd in mijn keel genesteld heeft. Dat het misschien mogelijk is dat we allemaal fouten maken, de druk niet aankunnen en elkaar op cruciale momenten in de steek laten? Of moet ik ook dat met de mantel der liefde bedekken en slechts zeggen ‘liefde is een werkwoord, neem het van mij aan.’?

Voor een publieke schandpaal is mijn liefde veel te groot en deze wereld al veel te hard. Maar voor een discreet stilzwijgen kiezen – ik weet het niet. Misschien is het ooit dé ultieme overwinning op mijn eigen angsten. Misschien komt die ‘ooit’ heel snel. Mag ik in tussentijd deze barre weken oversteken met een warmwaterkruik in bed en een oplaaiend vuur in mijn schrijvende hand? Tussen de bedrijven door gniffel ik om de stiekeme dingen die het daglicht niet zien. Ik word steeds beter in geheimen bewaren, beloofd. Maar mag dit ook? Dit is geen kunst, ter verduidelijking, dit is een vraag.

Populaire berichten