zaterdag 8 april 2023

Afscheidsbrief aan Luuk (1978-2023)


Lieve Luuk,
 
Sinds die vermaledijde woensdagochtend in maart dat ik online las dat je hart je in je slaap overmeesterd en tegelijkertijd in de steek gelaten had, wil ik je al een brief schrijven. We zijn nu bijna een twijfelende lentemaand verder. Je miste paasbloemen in de berm van de weg en het koppeltje futen dat in het water gestaag een nest bouwt, met bladeren van modder en twijgjes die alle kanten op vertakken. Je miste ijzige slagregens en verrassende nachtelijke kou. De maan werd voor het eerst sinds je geboorte vol zonder dat je haar invloed voelde. Ook miste je het eerste onmiskenbare lentegevoel en de eerste Goede Vrijdag, een bizarre naam voor een dag waarop een man aan het kruis genageld en gestenigd werd. Maar misschien is Goede Vrijdag wel de meest geschikte dag om in de stad die jij in je hart sloot afscheid van jou te nemen. Jij, eindeloos Goede Ziel.
 
Je hebt mij meerdere keren gezegd dat je jaloers was op mijn pen, noemde mij – ik citeer - ‘één van de zeldzame scribenten die ervoor kan zorgen dat ik kippenvel krijg.’ ‘Ik ben daarvan zeer onder de indruk’, schreef je, ‘mij lukt dat voor geen meter’. Toen ik antwoordde dat ik jouw sprankelende taalspel en spitsvondige humor in het Nederlands én Engels benijdde en in dat opzicht niet eens tot je kwetsbare enkels kwam, weerlegde je droog dat complimenten niet nodig waren. Ik was tenslotte diegene die zonder enige ironie schreef en dat moest jij duidelijk nog afleren. Je wilde dapper schrijven, met open vizier. Want, ‘ironie is juist het doekje voor het bloeden, de fopsneus waar je je als schrijver achter verschuilt’. Nogmaals dankjewel, lieve Luuk, maar ik vraag me die hele, of toch bijna volle, grillige lentemaand regelmatig af of het me ooit gelukt is om jou een compliment te geven dat je niet tien keer versterkt naar me terugkaatste. 
 
Misschien is dat ook de reden dat onze vriendschap de laatste zes jaar in stilte verwaterde, op wat sporadische appjes na, nadat eind 2016 de Liefde met hoofdletter in mijn leven kwam. De reden van onze verwijdering lijkt me niet de vleselijke belichaming van deze liefde, maar eerder dat liefde van de zachte, stromende soort, werkelijk iedereen in het zonlicht plaatst. En om de een of andere reden scanden jouw ogen, als we samen waren, meteen waar mijn schaduw viel, leek het koelste plekje jou het meest veilig en vertrouwd. ‘Ik ben een tiny grasshopper in jouw aanwezigheid’, grapte je, terwijl ik jou als stevige rots zag waarop insecten uitrusten en hun nat geworden vleugels in het zonlicht laten drogen. Ik zag een hart dat voor iedereen ruimte maakte. En dat is, hoe cliché het ook klinkt, ontzettend zeldzaam en dus ongelofelijke schoon, Luuk. In mijn herinneringen heb ik dit onevenwicht ook uitgesproken en hoef ik mezelf niet voor mijn kop te slaan, omdat ik dit pas in een brief aan een dode opschrijf. Maar jij was bovenal de rots, het zonlicht. Luuk, de bron van warmte en steun, in zoveel levens. Nog meer dan een scherp en grappig brein was jij een gouden hart op pootjes. Neil Young kan zijn zoektocht staken.
 
Luuk Van Huët. Wat zal ik nog over jou schrijven? Welke anekdotes vertellen tussen de regels het meest, bestaan er ook anekdokters, waar vindt het licht zijn weg? En tussendoor, waarom heb jij op Facebook twee puntjes op de ë in je familienaam geplaatst? Zonderling, wat is daar het tegenovergestelde van, Luuk? Is dat de meerling, de zielsverwant waar we eeuwig naar op zoek zijn? Jij weefde een netwerk van zielsverwanten in deze stad, spon draden tussen verschillende werelden. Ik weet niet hoe eenzaam je je gevoeld hebt en hoe ik je had kunnen helpen. Die kwetsbare afstand bewaakte je goed, behalve die ene keer in september 2016, toen je gevoelige hart door een koortsaanval harder moest werken en je in het ziekenhuis belandde voor onderzoeken en naalden die je aders niet wisten te vinden. Je reikte angstig naar me uit en vroeg of ik naast grommende panterkrachten ook zachte reiki op afstand kon geven, om jou rustig te maken. In die hulpvraag zat geen greintje ironie of ongeloof. 
 
Elke keer dat je het gevoel had dat jij kon helpen, was je daar. Toen Prince overleed, een paar dagen nadat mijn arm na een verkeersongeluk werkeloos in een mitella belandde, kwam je een lekkere, paarse schotel van wilde rijst voor me maken. Uiteraard zorgde je voor een portie voor de dag erna en eentje om in te vriezen. Je vond het heerlijk om een verdwaalde Belg op sleeptouw te nemen, de microfoon in haar handen te duwen en ik leerde met jouw ogen bruisende en duistere en duister-bruisende plekjes in Amsterdam kennen. Tot mijn verbazing leerde ik dat Loesje niet één vrouw met een jaloersmakend scherp pennetje is, maar een wisselende groep van leuke mensen bij wie het hart nét iets linkser in de borstkas het bloed rondpompt. Met jou schrijvend aan mijn zijde werd ik zelf ook Loesje.
 
Lieve Luuk. Ik heb zo genoten van je loyale vriendschap, van je grapjes, lieve attenties en hilarische uitspraken. Toen ik na de dood van mijn vader een tijd – oh ironie! - onder een mannelijk alter ego schreef, vond ik op een blauwe maandag een ros opplaksnorretje in mijn brievenbus. Zonder afzender. Pas later schreef je de tekst erbij: ‘Wat betreft rosse snorren is het net als met een sausage fest: if you can't beat them, join them!’ Enkele gevleugelde uitspraken zou ik zo, met Delfts blauw omrand, op tegeltjes in de toiletruimtes van deze stad willen ophangen. Zodat mensen tijdens hun moment van intieme ontlading, jouw grappige wijsheden kunnen blijven savoureren, ook als ze heerlijk multi-interpretabel zijn. ‘Trollen die onder de brug uit komen om met hun knotsen te zwaaien, verdienen het om te verstenen als ze in de zon komen.’
 
Of wat je zei over Occupy Amsterdam, in de tijd dat we elkaar leerden kennen. Toen de reputatie van het stelletje rebellen op het Beursplein ‘in het doucheputje der linksige vaagheid dreigde te verdwijnen’ en er steeds meer heftige interne discussies ontstonden, schreef je: ‘De gast met de Indianentooi was een rots in de branding. Dat zegt wel wat.’ En even later, een uitdrukking die nog veel breder van toepassing blijkt. ‘Lichtpuntjes zijn er hopelijk nog wel te vinden, al blijken ze soms de koplampen van een aanstormende bus te zijn.’
 
Je nam me mee naar bijeenkomsten van de We Are Here groep, naar demonstraties tegen de zoveelste oorlog, naar General Assembly’s in het Maagdenhuis. Je stimuleerde me om, naar analogie met de winden van verandering die door de universiteitsgangen bliezen, mensen te verzamelen in ‘Rethink HvA’, omdat ook broertjes met een minderwaardigheidscomplex over rebelse gedachten kunnen beschikken die stoffige systemen en holle macht flink op kunnen schudden, zoals vrouw Holle dat met haar kussen kan. 
 
Jij begreep dat het kon sneeuwen in april en voelde met me mee toen ik in dieppaarse rouw belandde, je gaf me krijt om poëzie op tegels te kalken toen ik zoveel keelpijn had van het machteloos schreeuwen, dat ik geen woord meer uit kon brengen. ‘Ik ken het gevoel voor zover je het gevoel kan kennen bij iemand anders. En ik blijf me afvragen hoe ik in jouw geval (en dat van anderen) kan helpen.’ Het lijkt terugblikkend, je levenscredo. Altijd weer klaarstaan, mensen steunen, schrijvers helpen, omdat - weer jouw woorden – ‘schrijvers elkaar niet moeten afbekken, maar elkaar moeten helpen.’
 
Daar zijn waar dingen in beweging komen, waar het schuurt en knarst, waar de lucht naar revolutie ruikt, waar er galmend gelachen of flink gegriezeld wordt, waar het toegestaan is om groots te dromen. En ook: daar zijn waar er pijn is, waar zachtheid nodig is, waar de taart niet eerlijk verdeeld wordt, daar waar een grapje kan helen, een hand kan helpen. Een hand op de schouder, een hand op het kwetsbare hart. Ik gebruik de tegenwoordige tijd, omdat we daar allemaal zoveel van kunnen leren. Van jou.
 
Ik groet je, lieve Luuk, ik zie je graag. En eindig met de eerste woorden die jij mij ooit schreef. Ze zijn volgens mij bedoeld voor iedereen die ze kan gebruiken.
 
‘Sterkte met alles’.
 
Liefs,
Marie

vrijdag 31 maart 2023

Nog een brief aan papa (meer dan tien jaar later)




Lieve papa,

 

Het is vandaag de laatste dag van maart in het jaar 2023. Deze brief komt ruimschoots een maand te laat in het dodenrijk aan. Werd hij bezorgd door een mankende panter of was het Kerberos’ maandje niet, blafte hij elke vreemde bezoeker ver bij de poort vandaan? Of heeft ook de onderwereld last van harde besparingen, die naast postbodes en bewakers de mieren vertrappelen die ongezien tussen gaten en kieren naar andere werelden weten te sluipen? Hoe het ook zij, ik schrijf je te laat en weet gelukkig ook steeds vaker te grinniken om de harde gedachten die me om deze reden al meer dan een maand geselen. Je was dit jaar verdomme tien jaar dood, een mijlpaal! Toch voor mij, jij kent al meer dan tien jaar geen tijd meer. Ik heb dus last van mezelf. Jij bent het niet die mij zo streng aankijkt.

 

Tijdens je leven hield jij ervan te spelen met tijd, getallen en symbolen. Thuis bedacht je op zondagmiddag ellenlange wiskundige formules in de woonkamer, terwijl er luide opera of jazz door de woonkamer klonk. De aanblik van die cijfers alleen al liet me nietig tollen op mijn aardse benen. Je spelletjes met tijd en getallen namen op het einde steeds wanhopigere vormen aan. Van intens genieten van ‘A brief history of time’ tot het registreren van Belgische nummerplaten, toen je getroffen werd door dezelfde terminale ziekte die de visionaire fysicus en astronoom velde, merkwaardig genoeg pas vijf jaar na jouw overlijden. In de memoires die je met veel moeite met verlamde vingers tikte in de maanden voor je stierf, schreef je dat je je vastklampte aan uitkijken naar de nieuwe batch nummerplaten. A brief fight with time.

 

Op 30 december 2012, twee maanden voor je dood, schreef je op de laatste pagina dat je op de terugkeer van de FNAC een nieuwe letter had gespot: Ik had vlug prijs: 1-EJL-xxx. Ze zijn dus ondertussen aan de E-batch begonnen. De ‘mnemonic’ was vlug gevonden. Jack London, één van de favoriete auteurs van mijn vader.’ Op de laatste pagina van jouw zelfgeschreven afscheid gaf je een respectvolle knipoog aan je vader. Ik vond als kind 'White Fang' onverdraaglijk saai en slecht, gooide het boek zelfs geïrriteerd in de hoek van de kamer. Toen later Londons racistische ideeën onder het voetlicht van de literatuurkritiek kwamen, verklaarde ik daarmee terugblikkend mijn kinderlijke afkeer. Ik snap nu beter waarom mijn afwijzing jou toen pijn deed. Het is echt heel moeilijk om je af te zetten tegen je vader, zeker als je zoveel geluk met hem had.

 

Dit tellen van nummerplaten, een opstootje van atypisch bijgeloof, liet jou tot op de laatste bladzijde hopen op een medisch wonder, waarmee jouw doodsvonnis net zoals in de laatste minuut van een Amerikaanse film van de Tafel des Oordeels zou worden geveegd. ‘Sorry, foutje, u kan nog even blijven leven, u mag uw schoonzonen nog ontmoeten en uw drie kleinzonen in uw pezige, gebruinde armen wiegen.’ 

 

In de loop van deze lente wordt de derde kleinzoon geboren. Is dat niet wonderlijk? Jij verwekte geen zoon. Op haar beurt stopt de vrouwenlijn vooralsnog bij de twee zussen die jouw dochters zijn. Verklaart dit mede waarom ik bij de bloedende maan steeds wilder naar mijn onderbuik grijp? Misschien is er net iets te veel pijn van generaties joodse vrouwen in mijn baarmoeder beland. Erg handig was het bovendien niet, dat die zwaarbeladen baarmoeder vijf jaar terug op tien minuten opengesneden en weer haastig dichtgenaaid werd. Maar het prachtige jongetje dat er in die tien minuten uitgetrokken werd, is wel nogal een exemplaar. Amai. 

 

Ik kan het niet vaak genoeg herhalen. Je oudste kleinzoon kent je niet, maar ik mis jou ook in zijn plaats. Hij had bij jou zijn diepvoelende hart kunnen openzetten en zijn breeddenkende brein kunnen laten uitdagen. Mijn fascinaties gaan vooral uit naar de grenzen van taal, hoe die opgerekt kunnen worden, hoeveel werelden zo verzonnen en verbonden kunnen worden. Ik word blij van nieuwe woorden verzinnen en schaduwen in stralend licht zetten. Hij houdt net als jij van getallenreeksen, van punten verbinden tot ze een kloppend geheel vormen, binnenkort gaat zijn liefde ongetwijfeld ook naar algoritmes en formules uit. Gelukkig leert hij steeds beter lezen en raak ik hem tijdens de talige omzwervingen minder snel kwijt. Het is een heerlijke metgezel tijdens het breinreizen, dat kleinkind van jou. Niet zo verwonderlijk.

 

Papa, heb je iets van de komst van Wim de Bie in het dodenrijk meegekregen? Nee? Tja, dat is het grote probleem met intelligente atheïsten, ze missen door hun onwil om in het ontastbare te geloven (tenzij het om fractalen en irrationele getallen gaat), ook een stukje verbinding en die ene sprankel magie die meer ruimte aan de longen schenkt. En nu mis jij dus ook de allerlaatste aflevering van Keek op de Week, de Keek op het Leven. Papa, toen we samen op zondagavond naar VPRO keken, was ik amper een tiener. Ik vond Dirk toen de leukste, de zwalkende clochard die op zijn helderste momenten zijn stijve spiegelbeeld uitkafferde. Maar nu geniet ik vooral van de portrettering van VVD’er Rutte, voor deze amorele gladjanus zelfs maar verscheen op het glasharde, neoliberale politieke toneel van Nederland. Of de ongelofelijk geraffineerde mimiek waarmee de Bie de frustratie toont van een perfectionist die er niet in slaagt om het laatste minuscule onderdeel aan een modelvliegtuigje te plakken. Meesterlijk. Godverdomme. Alles kapot. Alles aan stukken, versnipperd en verscheurd. 

 

Papa, weet je welke primeur vandaag bekend werd gemaakt? Donald Trump wordt als eerste voormalige president aangeklaagd, door een prostituee die lang voor hij president werd een affaire met hem had. Het zwijggeld dat haar uitbetaald had voor hij verkozen werd, is op een nogal onhandige manier in de boekhouding terecht gekomen. Ik weet dat jij Trump hoogstens gekend hebt als malafide vastgoedontwikkelaar en dolgedraaide, racistische mediamagnaat. Pas drieënhalf jaar na jouw dood werd hij president van Amerika. Het is werkelijk waanzinnig, wat er mogelijk is, hoe ver angsten en onvermogen om mee te bewegen de mensen kunnen drijven. Bij de provinciale verkiezingen in Nederland kwam de BBB (nee, niet Borsten, Billen, Buik) als grootste partij in alle provincies uit de bus. Gesponsord door de agro-industrie. Nee, ik mocht niet stemmen en ik ben ook niet van plan om ooit een Hollandse te worden. Mijn tong weigert nog altijd zich in noordelijke bochten en harde klanken te wringen. Maar ik slis wel steeds meer. Dat heeft te maken met wijsheidstanden, die onderhuids invloed uitoefenen, ook al zijn ze nooit doorgebroken. Wijsheid die geen ruimte krijgt, wroet en wrikt maar verder. Dan gaat alles schots en scheef staan en kan je je minder goed vastbijten in wat er toe doet. 

 

Laat ik daarom maar verder ploeteren met het boek. Ik vind het gruwelijk moeilijk, papa, het is heftig om te ontdekken hoe laconiek mijn spiegelbeeld naar me kijkt tijdens het schrijven. Ze haalt haar wenkbrauwen op, zie je dat? Wat een stomme trut is het toch. Zou je mijn spiegelbeeld willen vertellen dat ze haar mond moet houden en dat ze gewoon mee moet schrijven, als mijn duistere schaduw desnoods? Omdat schrijven toch is wat ook zij kan. 


Trouwens, papa, vraag me alsjeblieft niet om mijn taal te laten rijmen. Ik ben weliswaar te verleiden tot enige vorm van symmetrie en evenwicht, maar schrijven is meer dan een streven naar een regelmatig ritme of een mooie slotzin. Taal biedt meer dan eindsommen. Het zou je echt helpen als je daarin zou geloven. Ook postuum. Dan kunnen we in die zeer abstracte toekomst nog vaker samen spelen en rekenen tot in de oneindigheid. 


Jij kan me nog steeds veel leren. Want jij weet zoveel zaken waar ik niets van af weet. Zeker nu, al kunnen we niet met stellige zekerheid beweren dat er nog zoiets is als een door ons gedeelde werkelijkheid.

 

Papa, ik mis je en hou van je,

Marie


P.S. Waarom die afbeelding van een poedelnaakte kabouter met een paard bij een kerktoren? Geen idee, wil jij dat er even bij verzinnen?

vrijdag 25 november 2022

Nog een brief aan papa (een dag na wat zijn zevenenzeventigste verjaardag zou zijn geweest)





Dag lieve papa,


Ik groeide op met het verhaal dat het menselijk lichaam voor 80 procent uit water bestaat. Altijd al een bevreemdende gedachte gevonden die maar niet concreet werd: bedoelde men met ‘water’ niet eerder ‘bloed’ of ‘plas’? Wat met al dat vet, de organen, de botten? Als iemand doodziek wordt, is het water in het zieke lijf dan ook ziek? Kunnen we dan voor het water liedjes zingen, zodat de moleculen veranderen en het water beter wordt, waarna het lijf volgt? Hoeveel water bevatten sprookjesfiguren? Zijn verhalen vloeibaar water, met de kracht om het diepste punt van onze ziel te peilen? 

 

(En waarom verschijnt er tijdens het tikken een rode lijn onder het voegwoord ‘als’ – alsof de spellingscorrector veronderstelde dat mijn ademhaling bijna tien jaar later nog steeds hapert ALS ik een zin begin met de vreselijke ziekte?) 

 

Deze vragen komen van iemand die nauwelijks interesse heeft voor anatomie – tenzij een dierbaar iemand heel ziek wordt - en ternauwernood liever filosofeert over het stromen van emoties. Dat wij voor bijna 100 procent uit emoties bestaan, heb ik altijd duidelijk gevoeld, al slaagde ik er nooit in een rigide onderscheid te maken tussen voelen en denken. Denken aan jou doet me soms lachen en vaker ook nog heel veel zeer. Enfin, toen ik die waterkwestie net even opzocht, bleken opgetrokken wenkbrauwen terecht te zijn. Het percentage water in het menselijk lichaam is zeer controversieel en werd de laatste jaren flink naar beneden bijgesteld.

 

Je oudste kleinzoon wordt in januari vijf jaar. Hij koestert de laatste tijd een heilige fascinatie voor alles wat ‘symmetrisch’ is – het bijhorende zelfstandige naamwoord ‘symmetrie’ vindt hij vooralsnog abstract en schuift hij liever opzij. In de praktische zin heeft hij een punt – van zodra we voorbij de logica van computers kijken, toont onze menselijkheid zich niet in symmetrie of geruststellende gelijkheid, maar eerder in het afwijken. We houden van symmetrische gezichten, van vakjes en hokjes om zaken bevattelijk te maken, maar het is juist de afwijking die zorgt dat we geen pop zien maar een mens. Ook het grensoverschrijdende maakt ons mens: laakbaar, angstig, moedig, nietig en groots tegelijk. Ik klim uit een diep dal van slijm waarin ik twee weken muurvast zat en heb de laatste weken vaak wanhopig teruggedacht aan de dagen dat ik buikgriep had en tussen het rennen naar het toilet verder moest met jouw verlamde lichaam optillen en door de kamer dragen. Zorgen voor een drukke, wakkere kleuter terwijl je ziek bent: het komt soms in de buurt van het grensoverschrijdende dat in de kern liefde heet.

 

Hier in Nederland wordt je kleinzoon overspoeld met sinterklazen en fantasieloze roetveegpieten. Op school kijken ze elke dag tijdens het bammetjes eten steevast het kitscherige Sinterklaasjournaal. De grote halfzus gaf hem een advent kalender met chocolaatjes die de kindertjes tijdens het aftellen tot pakjesavond op 5 december zoethouden. Om de zoveel dagen vind je een QR-code achter het kartonnen klepje, dat leidt naar een kunstelig, knutselig promofilmpje van de supermarkt. 

 

Ik heb regelmatig veel zin om de leugen te doorprikken. Maar die ogenschijnlijk kleine prikbeweging zou mogelijk een veel grotere bubbel kapot laten springen. Het voelt zo vroeg om hem nu al lastig te vallen met het benoemen van al die verzonnen verhalen, al die geconstrueerde hokjes en arbitraire matrices waarin wij menselijke wezens onze identiteit en relaties tot elkaar en de wereld vorm trachten te geven. Toch doen we het elke dag opnieuw, die prikjes uitdelen, met mondjesmaat, met een beetje realiteitszin en vooral veel ruimte voor de verbeelding. In de eerste plaats ook in onze eigen bubbels. Hoe vertellen we hem immers dat de planeet voor de mensheid en zeker voor zijn nakomelingen onleefbaar wordt? We houden liever nog even de leugen vol dat Sinterklaas bestaat en dat pietjes hun nageltjes in alle kleuren van de regenboog mogen lakken zonder dat ze raar gevonden worden. 

 

Speaking of: ik schreef een cynisch wiegenliedje voor onze voetbalhelden, maar tijdens de tweede helft van Nederland tegen Ecuador mocht je kleinzoon frietjes en appelmoes eten terwijl hij naar reclamefilmpjes op YouTube keek en zijn ouders naar het grote scherm. Ik kan dus niet anders dan toegeven dat ik met een half oog en onderkoeld enthousiasme naar de wedstrijden van de Rode Duivels en Oranje kijk. Grensoverschrijdend, laakbaar, menselijk. Nee papa, WK’s kijken is absoluut niet meer wat het vroeger was. Dat lijkt me vooral een goede zaak. Er wordt meer shit zichtbaar achter pracht en praal en miljardenspektakels. 


Het is wel een zware taak om tijdens het afpellen de laagjes dubbele moraal en blinde, witte vlekken niet te vergeten – ik blijf nieuwsgierig hoe jij dit had aangepakt, in welke mate je je had vastgeklampt aan de privileges van de witte, gepensioneerde professor en dat je had geklaagd over een wereld die in jouw beleving schudde op zijn grondvesten, waardoor je je voordien heldere plek niet meer zag. Ik vermoed echter dat je behoorlijk zou meebewegen: zo flexibel schat ik je wel in. Je was altijd wel in staat om de relatieve nietigheid van je bestaan in te zien, naast de grootse kracht van liefde.

 

Je zou gisteren 77 geworden zijn, je werd maar 67. Het besef dat je nooit je schoonzoon en kleinkind hebt ontmoet, is bijna tien jaar na je dood het grootste verdriet. Ik vermoed zelfs dat je rustiger was gestorven, als je wist dat je beide dochters in zulke warme handen terecht zouden komen. Ik heb je de laatste jaren vaak vergeleken met mijn man, maar de laatste tijd springen de tranen me vooral in de ogen, als ik voel hoe met de komst van mijn zoontje ook herkenbare energie van zijn grootvader is meegekomen. 

 

Een paar dagen geleden nam hij een tekening mee naar huis: een kleurloos en lachend pietje dat enkel uit contouren bestaat. Hij heeft een rechte borstkas, korte rechthoekige armpjes zonder handen en twee blokvoeten op dunne lijntjes. Een wuivende veer op zijn pietenmuts, wat vaag haar dat onder de muts steekt, niet symmetrisch. Het is een zeer atypische tekening voor hem, thuis tekent en bouwt je kleinzoon het liefst symmetrische patronen en constructies. Figuratieve tekeningen interesseren hem niet. Hij tekent abstracte schatkaarten en vraagt ons doolhoven te tekenen, waar hij vervolgens tot zijn teleurstelling slechts kort in verdwaalt.

 

Jouw screensaver bestond jarenlang uit een wervelende dans van fractalen. In mijn poëziealbum was jij steevast diegene die de meest geometrische tekeningen maakte – ik vond ze een tijdje wat gênant, die staaltjes wiskunde tussen kwezelige rijmpjes en zeemzoete tekeningen van pastel. Heb jij ooit geprobeerd om een doolhof te tekenen? Dat is echt vreselijk moeilijk, papa. Zeker als je voor 90 procent uit slijmerig water bestaat. Ik beet op mijn tong toen je kleinzoon gisteren driftig vroeg om een heel ingewikkelde doolhof. Lieverd, wilde ik hem zeggen, door jou te verwekken, door jou negen maanden in veel water te dragen en je daarna op het droge te gooien, heb ik je het grootste doolhof mogelijk geschonken. En wacht maar... tot je mensen verliest die je dierbaar zijn. Dan worden er plotsklaps tientallen donkere gangen aan de doolhoven in je hoofd, hart en buik toegevoegd.

 

Je hield nooit van zwemmen, je riposteerde iedere zomer steevast dat je het simpelweg niet kon. Je kleinzoon moet nog op maat gemaakte oordopjes krijgen en dan kan hij het proberen – van water houden en het durven vertrouwen. Doolhoven kun je bedenken. Maar watermoleculen zijn toch van een andere aard. Ze lijken net het leven, voorbij de beredeneerbare constructies. 

 

Heel veel liefs, ik mis je vreselijk,

Marie

vrijdag 25 februari 2022

Nog een brief aan papa (negen jaar later)


 

Dag lieve papa,


‘Help de zee! Heb je al je eigen boodschappentas mee?’ Deze sticker plakt op één van de laatste verkeerslichten die ik onderweg naar de praktijkruimte tegenkom. Vandaag, negen jaar na je overlijden, trok de boodschap voor het eerst écht mijn aandacht. Ik glimlachte even, een moedeloze opwaartse beweging van de mondspieren. Dit is meer een dag van harde hagel dan van het waterzonnetje dat ijs laat smelten. Gisterenochtend is Rusland met grof geweld een oorlog in Oekraïne gestart. Omdat geen enkel woord wil rijmen op ‘oorlog’, zou de sticker die bij deze oorlog hoort misschien zo klinken: ‘Stop het oorlogsgeweld. Heb je al je centen voor inductiekookplaten geteld?’

 

Oorlog maakt machteloos. Het stelt meninkjes op scherp, we kissebissen over de juiste woorden en informatiebronnen, maar kunnen in de kern helemaal niks. We kunnen demonstreren voor vrede, profielfoto’s in de kleuren van de aangevallen vlag omlijsten, heftige documentaires kijken of juist onze ogen sluiten en kiezen voor een extra luchtige film voor het slapengaan. Misschien zijn er nog mensen die nadenken over de quasi ongebruikte slaapkamers in huis. Misschien zijn er anderen die zich schamen over een achtste Russisch bloed en die zich vervolgens schamen voor deze reductionistische gedachte. Misschien groeit de groep mensen die beseft dat wat de natuur nodig heeft, ook echt hetzelfde is wat de mensheid ten goede komt: een duurzame energietransitie. Ik hoop het.

 

We moeten zo snel mogelijk van het gas af, papa. Niet meer boren in Noorwegen of Groningen, geen giftige deals sluiten met een al even moordlustig Amerika en afhankelijk worden van hun ‘fracked gas’. Fucking gas. Fucking wereld. Fucking klotedood.

 

Je weet dat ik cijfers maar moeilijk vind, maar dat ze toch wat houvast bieden. Ik rouw al tellend, ondertussen negen jaar. De oorlog in Syrië begon in 2011, een paar maanden voor de neuroloog vertelde dat ALS je dood zou betekenen. En tja, de oorlog in Afghanistan: wanneer is die al begonnen? De Russen zaten er al toen jij nog broeken met olifantenpijpen droeg. En nee, die eindeloze oorlog is ook zeker niet voorbij. 

 

Mijn zoontje was jouw eerste kleinzoon (er zijn er nu twee), zijn vader mijn grootste liefde sinds jouw dood (er is er, terugblikkend, maar één in mijn leven, maar dat is makkelijk praten achteraf en dus een vorm van geschiedvervalsing). Sinds je dood kwamen er drie nieuwe katten in ons huis – eentje ligt al onder de groene zoden in de achtertuin. Sinds jouw dood is dit de eerste oorlog die potentieel ongelofelijk veel groter kan worden en nog een stuk dichterbij kan komen. Sowieso wordt het de meest voelbare oorlog. En nee, Rutte, niet enkel in de portemonnee. Voelbaar in bestaanszekerheid maar ook in zingeving. Want in de eerste plaats en bovenal groeit de groeiende onvrede met deze wereld en haar vernietigende systemen. Het lijkt bijna oorlog in mijn hoofd. Zo hard knettert het, loodzwaar zinkt mijn hart.

 

Er is na negen jaar zoveel dat ik niet meer met je kan delen. Onze nieuwe meningsverschillen vechten we uit in mijn gedachten, hoogstens gemakzuchtig weergegeven op dit kille scherm. Maar gelukkig gebeuren er ook steeds vaker dingen waarvan ik denk: ‘wat fijn dat papa hiervan gespaard blijft’. De oprichting van Forum van Democratie, toen al actief tegenstander tijdens het Oekraïnereferendum (2015), de vluchtelingenstromen op de Middellandse Zee, de oranje bergen van slechte drenkelingsvestjes, de liefdesverklaring van John Cleese aan Bart De Wever (2019). Ja, er zijn gelukkig ook heel veel gebeurtenissen die je gemist hebt.

 

Vorige week trok je oudste kleinzoon aan de snorharen van Moon, onze jongste en meest speelse kat. Ik berispte hem en zei dat snorharen belangrijk zijn voor katten om hun evenwicht te bewaren. Twee dagen pulkte hij aan zijn prachtige, eindeloze wimpers. Toen ik hem wederom op de vingers tikte, antwoordde hij: ‘Ja, mama, ik weet het, ik heb mijn wimpers nodig om rechtop te blijven en niet om te vallen.’ Lange wimpers en snorharen, manieren om niet om te vallen, momenten om de ogen te sluiten en even weg te dromen. Ik wens ze de mensheid toe en vooral zij die nu in schuilkelders en metrostations nagelbijtend voor hun leven vrezen.

 

Ik geef je in gedachten een wimperkus. Je weet wel, een vederlichte streling van mijn wimpers tegen jouw magere, bebaarde en in de zomer olijfbruine wangen. 


Ik mis je en hou van je.

 

 

Liefs, Marie 

donderdag 28 oktober 2021

Nog een brief aan papa (in inktzwammentijd)



Dag lieve papa,

 

Ik zag vandaag een heleboel geschubde inktzwammen bij elkaar, tijdens een tweede training voor beginnende hardlopers in de duinen. Een metalige stem van de hardloopapp op mijn telefoon, die met een buideltas om mijn middel gebonden was, had me net de opdracht gegeven om een minuut rustig te wandelen. Een ouder stel stond ademlozer dan ik naar de zwammen te kijken. Een ‘cadeautje’ noemde de vrouw het schimmelende schouwspel. Ik maakte op goed geluk één foto en rende verder de bosheuvel op. 

 

Voor mij voelde het als een geschenk uit het rijk der doden, een leuke knipoog van jou. Vijf minuten eerder waren mijn gedachten immers nog gegleden over de pronte hoedjes van jonge inktzwammen, die wij samen elke herfst, tussen mijn en jouw verjaardag, bij het ziekenhuis in de buurt zochten. Cantharellen plukten we in Franse bossen, jonge eetbare zwammen vonden we bij het ziekenhuis. 


Geen idee waarom het mycelium juist bij het ziekenhuis inktzwammen schonk. De hypothese neemt al snel nogal lugubere vormen aan. Een paar jaar geleden werd ontdekt dat deze geschubde inktzwammen naast dood plantaardig materiaal ook minuscule wormpjes eten. Het is een weetje dat ik graag met je had gedeeld, al zou de kans groter zijn dat jij diegene zou zijn die het mij vertelde. In eruditie en belezenheid reik ik – althans in de kritisch taxerende ogen van mijn Innerlijke Criticus - nog steeds niet verder dan jouw navel. Mijn nieuwsgierigheid blijft gelukkig onvermoeibaar groot, dat compenseert wel wat.

 

Maar ik maak de laatste maanden te weinig tijd om te mijmeren, papa, ik voer op te veel fronten tegelijk een hopeloze strijd. Horrorverbouwingen zorgden voor financiële en juridische stress en ook de kwetsbaarheid van schrijvend freelancen in een doorgedreven neoliberaal land, waar alles vooral glad, zonder haakjes en verkoopbaar moet zijn, is me de voorbije weken pijnlijk duidelijk geworden. Durfkapitalisme in de kinderopvang - en een wanstaltig personeelsbeleid als gevolg daarvan - dwingt onze moraal ertoe om te besluiten je oudste kleinzoon, drie maanden voor hij naar de basisschool kan, alsnog naar een andere opvang te brengen.

 

De liefelijke inktzwam kan in korte tijd, door ouderdom of te brute aanranding, veranderen in heel straffe inkt. Mijn inkt zoekt en kolkt op dit moment: wil ze woede kanaliseren in onderzoeksjournalistiek? Of zal ik boven alles proberen om resoluut voor de twijfel te kiezen, voor de witruimte en de vrijheid die ze geeft, voor de poëzie? Of moet ik eerst en vooral zorgen dat ik bij weer en wind het pad trotseer, zodat ik me weer wat meer thuis voel in een lichaam dat nu te log voelt voor een ziel die het liefst wil tollen, dansen en niet in hokjes hoort?  

 

Vier jaar geleden vierde ik, flink zwanger, mijn huwelijk in de aanwezigheid van een klein en bijzonder warm, internationaal gezelschap op Lesbos. Het ja-woord aan mijn man herhaalde ik die dag in een brief aan jou. Er volgde daarna nog een brief, toen je oudste kleinzoon nog door de woonkamer tijgerde en je jongste, die vandaag als vleermuis naar een Vlaams Halloweenfeest ging, nog slechts de vage, genderloze contouren van een wensdroom had. Zo snel gaat de tijd.


Ik vind het best een ding om oud te worden, papa. Niet zozeer omdat ik renschoenen in een kindermaat aanschaf, niet zozeer omdat ik steeds meer kraaienpootjes en grijze haren krijg. De liefde hier in huis is immers nog steeds groot, ik voel me gekoesterd en geliefd om wie ik ben en gesteund in de zoektocht naar wil ik mogelijk zou durven zijn. Dat maakt ouder worden draaglijk en geeft me ook het broodnodige vertrouwen in het moederschap, dat me na veel gezondheidszorgen om ons zoontje wel vaker heel machteloos liet voelen.

 

Ouder worden is vooral moeilijk omdat het steeds vager wordt wat jij zou zeggen, wat jij zou vinden. Ik ben veertig en moest je nabijheid al bijna het hele dertigersdecennium missen. En ik mis dus ook onze ingebeelde gesprekken. Daar moet ik echt weer tijd voor maken.

 

Want er gebeurt zo ongelofelijk veel, veel meer dan wat ik beleef of vermijd, wat mij op de kast jaagt of laat dromen. Er is zoveel dat tegelijkertijd op ons afkomt: de uitzichtloze, verlammende strijd tegen corona die ons verdeelt en wederom toont hoe scheef de verhoudingen nog steeds zijn in een wereld waarin seksisme, racisme en de genadeloosheid van het grootkapitaal nog te vaak met botte messen bevochten worden, zonder een heldere spiegel in de buurt. Het vooruitzicht van bakken rampspoed, de dagelijkse berichten over onrecht, de stijgende zeespiegel, het is veel en hoog en ik kan net als jou niet goed zwemmen, papa. Ik voel me veiliger in een bos, tussen de schimmen en schimmels. Daar klinken de engste gedachten toch wat zachter. Daar kunnen ze in de aarde glijden.

 

Ik maak me zorgen, lieve papa. Omdat de bodem flink vervuild is, daar waar mijn zus met haar gezin woont. Ik wens je kleinkinderen zandbakken om in te graven, aardbeien om uit tuinen te plukken. Ik wens ze een wereld waarin leiders verantwoordelijkheid nemen. Een wereld waarin geïnvesteerd wordt in zorg, onderwijs en liefde. In de aarde, in de toekomst. In wat er toe doet.

 

Een paar weken geleden vierden we de zesennegentigste verjaardag van onze oudste vriend, Gerrit, met rode wijn uit Portugal en peuters die door de eetzaal van het bejaardentehuis dartelden. Hij vroeg me wanneer ik jou nog een keer een brief zou schrijven. Ik denk dat ik wel snap waarom hij naar een brief aan jou verlangt. Hij wil de hoop tussen de regels proeven, lezen hoe verdriet zich met liefde mengt, hoe precies die combinatie voor glans kan zorgen. 

 

Ik mis je, papa. Ik zou zo graag met je praten. Niet over vaccins of coronapassen, maar over de toekomst en wat daarin mogelijk is. Ik mis je blik, hoe die rust en alles in een weemoedig licht plaatst. Ook de zachtblauwe glans van inktzwammen op bosgrond. 

 

Papa, wil je via het mycelium hier komen spoken? Ik denk dat ik de onderaardse taal van schimmels wel kan leren. En wie weet, kan je het mycelium vragen of er schimmels bestaan die de rotzooi in de bodem van Linkeroever op kunnen ruimen. Ik heb vertrouwen in wat het leven in nieuwe vormen ons brengen kan.

 

Liefs, 


Marie

Populaire berichten