woensdag 30 april 2014

Cultfest 2014, het ego en pi/chi-energie in een woordenweb


Cultfest is een ondergronds festival dat van 6 tot 8 juni in de werfkelders van de Utrechtse binnenstad wordt gehouden. In de zonovergoten ‘Waanzin-editie’ van vorig jaar trad ik er met mijn alterego Andreas Yperman op. Ik las voor wat de snoodaard die lente in de Doos van Andreas plaatste, maar vooral de pittige discussie nadien maakte dit optreden ‘Cultfest-waardig’. Want Cultfest daagt het publiek uit, laat je meespelen, Cultfest verrast en verontrust. Cultfest trekt het pluchen kussen onder je kont vandaan. 

Dit jaar ben ik opnieuw gevraagd. Ik was in eerste instantie niet blij met het thema ‘ego’. Ego is stom, dacht ik. Het was waarschijnlijk mijn ego dat sprak. 

Toch zegde ik toe en bezocht een van de vier voorafgaande Cultlabs, waarin programmamakers hun ideeën voor juni in het samen- en tegenlicht plaatsen. Ik luisterde onder andere naar de plannen voor een filmprogramma. Films als ‘The Diving Bell and The Butterfly’, ‘Mar adentro’ en andere alternatieve klassiekers over gevangen zitten in je lichaam kwamen voorbij. Ik stak mijn hand op. Waarom sla je het publiek niet in de boeien om het te laten ervaren wat het betekent om zinloos vastgeketend te zijn? Het idee golfde door de ruimte. Benieuwd hoe het er in juni uitziet.

Je pense donc je suis. Zelfs bij de minst verlichte geest doet deze filosofische monsterhit een belletje rinkelen. Als René Descartes geweten zou hebben hoe zijn uitspraak eeuwen later nog altijd gebruikt wordt om op rationele wijze een heel irrationeel wereldbeeld mee te onderbouwen, zou hij er dan ‘Je sense donc je suis’ van hebben gemaakt? Of voorvoelde hij helemaal niks?

Ego is het ‘ik’, ego is eigen, ego is vreemd en bovenal o zo belangrijk. We plaatsen het graag tegenover de ziel en gaan liever uit van tegenstellingen dan van eenheid. We vinden ego stom, maar laten het toch vaak het hoogste woord voeren. Ons ego is groot en krachtig, ons ego heeft meer sexappeal dan de ziel.  En toch is het niet vrijer. Het ego is wat ons omlijnt en dus ook waar we tegenaan botsen, de ziel is wat uit ons vloeit. De ziel voel je in golven, het ego in grenzen. Het is… maar het ego wil zijn. Het ego wil weten en benoemen.

Ik daag mijn ego sinds september wekelijks een uurtje uit. Ik speel ermee, ik laat me erdoor verrassen en verontrusten. Ik trek het pluchen kussen onder zijn kont vandaan, noem het een rotvent, steek mijn tong naar mijn ego uit en voel hoe het die tong wordt. Ik brul en voel mijn buik. Ik voel. Het is. In een wekelijkse tai chi chi kung les bij Pi-energy.


Daarom gaan we op zaterdag 7 juni samenwerken, Pien en ik. We zorgen samen voor de chi, ik zorg voor het woordenweb, zij voor de spiegelbewegingen. Jullie gaan dansen met het ego, een steekspel spelen en voelen waar het ego stokt. Of het naar je kruin wil klimmen en daar gedachten wil zijn of in de grond wil wortelen. Misschien wil het liefde worden en huilen. Of godgeklaagd sexy zijn en in je onderlip bijten. We hopen jullie te mogen ontmoeten. Mijn ego hoopt het ook.

zaterdag 26 april 2014

Obsceen lawaai en een boom om in te klimmen


Ik heb sexy laarzen aan en een rood jurkje. De benen zijn ingesmeerd en klaar om te dansen, de lippenstift lokt. De vrienden zijn opgetrommeld, de pllek is gekozen. Het is een mooie dag. Ik ben een mooie vrouw. Het is feest.

Dan keert mijn maag om en wordt weer naar de oranje dagen van 2011 gekatapulteerd. Toen mijn buik wist dat mijn vader ging sterven, maar de dokter dat nog niet had bevestigd. Ik stond alleen, moest tegen mijn voorgevoel in praten en mocht vooral niets aan mijn zusje vertellen. De jongen met wie ik vier jaar samen was, was op onherkenbare afstand bezig verliefd te worden op een ander. Het enige wat ik nog kende van hem, was de glitterhoed op z’n vlasblonde hoofd.

“Dus ik bijt in de stem die zegt dat ik vrolijke boeken moet lezen. Ik verbrand in gedachten de handen die me ongeduldig op de schouders slaan. Ik vervloek de mond die dronken het vreugdevuur wil aanblazen.” Dat schreef ik. En nu ik het opnieuw lees, weet het weer. Hoe obsceen elk lawaai toen leek. Hoe lelijk die kleuren. Hoe eenzaam ik me voelde en hoe zwaar het was, bijna zwaarder dan mijn vader die ik op het einde talloze keren op een dag optilde.


Dit kleine tekstje is voor hen. Voor zij die verdwalen in het feestgewoel. Als je me vindt vandaag, trek me gerust aan mijn hand. Je herkent me wel. Ik draag een rode jurk en zie er fantastisch uit. En ik ben bereid mijn knieën te schaven als we langs de stam naar boven klimmen. Ik wil graag ook even in stilte huilen.

maandag 14 april 2014

Voor Victor Jara en Oekraïne


Ik schrijf dit met een klaterlach, in koeienletters, laat ‘t dauwen in het gras van mijn gedachten. Ik schreeuw dit over de rivier, laat het met de duiven opstijgen en met de ratten onderduiken. Ik schrijf dit voor Victor en het leven dat zegeviert, met ruisend bloed, bonkende slapen en weerloze, open handen.

Ik schrijf omdat het moet, nooit omdat het hoort. Ik schrijf omdat ik bang ben en geloof in de kracht van ‘t woord. Omdat ik hoop dat men niet strijdt om het land maar zingt voor de aarde. Omdat ik hoop dat het leven tuimelend onze monden bereikt. Ik schrijf dit in alle talen en in de taal die de mijne is. Ik hoop dat dit uit woorden breekt, ik hoop dat dit uit harten barst en buiken raakt.

Razendsnel wordt dit geschreven en het zingt nog na.

Muisstil wordt dit gefluisterd en de bergen gonzen mee…

- - -

Soundtrack hier

vrijdag 11 april 2014

Voor een lenige pen en draaiende ringen

Het dreigt al twee uur te regenen. Of misschien wel langer. Ik legde in mijn slaap een uitgestrekte brug over de uren en vergat mijn droom. De hemel is grijs, de hemel is een bodem vol zaad van verandering. De kat heft haar kop, strekt haar nek en legt de snuit weer in haar vacht. We wachten af. 

Toen ik hem vroeg of hij een nieuwe relatie met de dood wilde beschrijven, draaide hij nerveus aan zijn trouwring. Het ging niet over de dood, antwoordde hij, maar over al die andere leugens die we niet doorzien. Het ging niet over de waarheid, dacht ik, maar toch was het schoon. Ik beet op mijn lip en mijn tanden kleurden rood. Achter mij vier rijen van gestifte lippen. Achter mij vier rijen literair geschoolde konten. De mannen knikten driftig ‘ja’ bij Faulkner en de tegenwoordige tijd. Dat kenden ze.

Ik krijg berichten van mijn vrouwen. Ik zoem straks op jouw oren in, tikken ze, als zij mijn buik gelezen heeft. We luisteren naar elkaars kraakbeen en jagen de vlinders aan, temmen de kraaien. We wachten op de regen die belooft te komen. De kat strekt haar nek en staart naar het luikje.

donderdag 3 april 2014

Brief aan Stromae / lettre à Stromae


Liefste Stromae,


'Avoue tu n’as pas sommeil', zong je ons gisteren uit volle borst toe. Lieve schat, ik heb op dat vlak niets te bekennen. Het is simpel: ik slaap inderdaad te weinig. Niet omdat ik lieg, omdat ik een kind of man heb waar ik coûte que coûte en bekken trekkend bij wil blijven, omdat dat nu eenmaal zo hoort of ik het aan mezelf wil bewijzen. Omdat ik dat op formidabele wijze probeer te vergeten. Nee. Ik slaap vooral te weinig, omdat ik weer over alles tegelijk wil schrijven. (Behalve over verlamde vaders en de dood dan). Ik voel me goed, terwijl ik er in principe behoorlijk alleen voor sta. Terwijl ik de laatste jaren zoveel gezien heb, zoveel dat mijn ogen nog slechts in percentages naar die rare wereld kijken. Ik dans als een zot in de regen. Met een belachelijke, maar oprechte glimlach op mijn bakkes.

Je kent het wel. Avoue, mon chéri. Jij, die een ballade aan kanker brengt, de ziekte met grijpgrage tentakels. Kanker, die aan je moeders borsten vrat, aan je vaders longen. Maar wie voorbij de liedjes kijkt, leest dat je afwezige vader niet aan kanker stierf, maar als nummertje in een Rwandese genocide. Natuurlijk kan ik daar geen uitspraken over doen, maar toch. Hoe dan ook is het verschrikkelijke triestig allemaal. Mais t’es lá, devant nous, souriant… Dé maestro, die speelt met platte beats, daar wat verontwaardiging bijgooit, wat verruilbare Carmencita’s en doorrookte Cesaria’s sampelt. Graatmager doorleefd en springlevend. Soms de lippen gestift, soms de schouders breed, soms de huid kwetsbaar en niet meer dan botten verhullend. Dat allemaal in een fractie van secondes. Een eigen beeldtaal, een uitnodigend Stromae-universum. Ik liet me graag betoveren. Respect, Paul.

Nee, ik kreeg gisteren in de Heineken Music Hall geen kippenvel. Maar ik heb wel mijn ogen uitgekeken en alleen daarom ben ik je zeer erkentelijk. Aan de ene kant stonden tienermeisjes. Wat verderop een Surinaamse broer en zus. Zij was jong. Hij ook, maar daarnaast ook mooi, hij lachte lief en breed, maar hij was nog maar net de grens van de twintig voorbij gestoken. Of niet eens. Voor ons stonden drie lange Hollanders. Blond stekelhaar, schouders die onnatuurlijk breed opgepompt waren in de ‘sportschool’. Drie keer bier, drie keer ego, een verboden sigaret die per se gerookt moest worden en die ene corrigerende opmerking waar uiteraard drie keer overdreven verzet uitvloeide, drievoudig versterkt door chemische rotzooi. Speed waarschijnlijk. Ze wilden het liefst vechten, om niks, maar stiekem werden ze toch ook enthousiast van jouw Franse les. Tussen de vuile beats, kregen ze vleugjes Brel en Prince mee, je flarden levenswijsheid en het ‘je m’enfoutisme’ dat de grootste levenslessen overstijgt. Waarschijnlijk lag het aan mijn slechte ogen, maar het leek of hun haperende heupen op de Afrikaanse ritmes meebewogen.

En net dat. Grenzen, kaders. Ge hebt er schijt aan, aan dat alles. En ge ziet ons toch allemaal zo verschrikkelijk graag. Ik ken dat, Stromae. Ik ken het goed. En verder wil ik d’r geen uitspraken over doen. Behalve dat het simpel is: dat ik u sinds gisteren écht graag zie.


Beaucoup d’amour, met een v-teken in de lucht,


Marie


Populaire berichten