Ik doe het gemiddeld één keer per jaar. Na een paar glazen wijn, na goedkeuring van een handvol vrienden, met een krop in de keel en een knoop in de pen. Erg lief voor het bloggen is het niet, want het moet uniek zijn en nieuw en mag dus nergens ander gerecycleerd worden... Ik schreeuw niets uit, nee, voorzichtig blinken doet het. Met een kloppende halsslagader. Dus, dames en heren: ik heb nog eens iets ingezonden!
Ik verklap niet wat en waarvoor. Maar als het niks wordt, dan plaats ik het binnenkort gewoon hier, want stiekem ben ik best een beetje trots. Het kwam tot stand na acht uur les (gegeven te hebben) - tussendoor geen middagmaal maar sportpauze- en toen ik het schreef jankte mijn kat in mijn oren (en ja, ze kroop weer tussen de letters, dat spint zo lekker).
Verder is het hier weer even erg stil in een drukke week. Maar binnenkort is het paasvakantie en als het lekker blijft regenen... dan hoort u vast snel van me.
Kus
woensdag 31 maart 2010
dinsdag 23 maart 2010
Lentekriebels
Tuimeling. Herinnering. De wolken kleuren geel. Er lonkt iets. Het zoemt, zwijgt even, trekt plagend aan haar oorlel. Maar daar is geen tijd voor. Want voor haar neus: Excel. Voorbereiding. Resultaat. En een verontschuldiging: ze zit er middenin.
Terwijl ze zin heeft om een stoel te nemen. Die stoel naast een boom te planten. De poten in de aarde te duwen en dan heel stil naar de knoppen te kijken. Met toegeknepen ogen, de handen berustend op de knieën. Tot ze het ziet barsten, openbreken. En dan een fles wijn kraken, lachen om het aardbeiensap dat over hoeken van monden en tussen plooien van vingers kruipt.
De zon voelen. Een bal die over de tuinmuur vliegt een beetje te lang bijhouden. Diep ademhalen, dat werd tijd, en dan lukraak teruggooien naar een tuin te ver. De geur van jonge sproetjes opsnuiven, die ontstonden onder een laag zonnemelk die net te oud is. En van barbecuekruiden. En jong gras onder blije kattenpoten.
Zucht. Just to say: ik kan me echt niet concentreren bij dit eerste lenteweer. En dit frivole seizoen is niet de juiste tijd voor brieven.
Terwijl ze zin heeft om een stoel te nemen. Die stoel naast een boom te planten. De poten in de aarde te duwen en dan heel stil naar de knoppen te kijken. Met toegeknepen ogen, de handen berustend op de knieën. Tot ze het ziet barsten, openbreken. En dan een fles wijn kraken, lachen om het aardbeiensap dat over hoeken van monden en tussen plooien van vingers kruipt.
De zon voelen. Een bal die over de tuinmuur vliegt een beetje te lang bijhouden. Diep ademhalen, dat werd tijd, en dan lukraak teruggooien naar een tuin te ver. De geur van jonge sproetjes opsnuiven, die ontstonden onder een laag zonnemelk die net te oud is. En van barbecuekruiden. En jong gras onder blije kattenpoten.
Zucht. Just to say: ik kan me echt niet concentreren bij dit eerste lenteweer. En dit frivole seizoen is niet de juiste tijd voor brieven.
donderdag 18 maart 2010
Voor die klein met haar contactlenzen
(Kan jij aub ook de datum erbij schrijven?)
Hoipipeloi Marieke, Hei prinses, Beste M, Hoi Marie(ke), Zoeteken, Lief Mirremieke, Hapallopo Mapariepie
Dit is een brief die in 1986 door zes Duitse kinderen begonnen werd. Als hij tot eind 1997 verstuurd wordt komt hij in het “Buch de Rekords”, als hij niet onderbroken wordt. Verbreek dit AUB niet.
Het is minder warm en beter uit te houden, hé? Ik lees een goed boek, “Mannen uit China”. Het heeft weeral eens geonweerd en de zon heb ik vandaag niet echt gezien. Maar nu rond 5 uur begint het op te klaren.
Ten eerste ik hou keiveel van u en als het “ooit” uitgeraakt wil ik je echt niet meer kwijt. Heb je Etti Pletti kunnen meenemen? Ik denk het niet, maar het kan altijd wel. Ga je daar de natuur verkennen? Zijn er geen adders?
Ik ben ook op een soort kamp maar dan in een sociaal psychologisch centrum waar ik de kans krijg om aan mezelf te werken en dat wordt gedeeltelijk door de ziekenkas terugbetaald. Wat ik wil zeggen is dat het niet aan jullie ligt, alhoewel jullie allemaal zeer sterke individuen zijn. Ik spaar zeepjes en briefpapier.
Ik heb daar een kleurstofijsje gegeten. Mama heeft een smosje gegeten. En papa heeft gerookt vlees gegeten. Dan zijn we doorgegaan. Toen als we daarna terug naar binnen gingen, ging ik op ne zetel zitten, den Tim kwam achter mij op de rug van die zetel zitten en begon met mijn kap te spelen en de Jonas kwam neffest mij zitten en zat den hele tijd met zijn knie tegen de mijne te stoempen. Den Yves hing de laatsten dag kei-hard aan mij. Die hing altijd z’n arm over mijn schouder enzo, maar echt kei-veel.
Het is misschien een voorstel maar als verliefdheid over is (T) zouden we het nog eens moeten proberen (het is een voorstel!). Je dacht dat ik niets meer van u moest hebben, dat is niet waar. Wel vind ik die uitspraak goed gevonden: “She was the best queen we never had”.
H, ‘k heb nog een steentje met een gaatje voor jou. Als ik nog eens langskom bij Marie of als we elkaar nog eens zien, zal ik het geven, okay? Dat alles wilt niet zeggen dat ik niet meer kom knuffelen, maar ik vind dat het niet te ver mag gaan. Ik besef ook maar al te goed dat ik eens een keuze voor God moet/zal maken (= mijn hele leven aan Hem wijden).
O ja, je moet je niet zo vaak verontschuldigen (in je brief wel 5 keer). Je schrijft toch wat je schrijft en je hoeft je daar toch nooit voor te verontschuldigen. Sorry, dat mijn brief zo lang is (ik heb niks liever).
Misschien had je al door, maar ik heb slechts halve waarheden verteld! En aan je vriendin mag je zeggen: “dank u” (dat ik mooie ogen heb). Weet je hoe ik op jou verliefd werd? Je had iets mysterieus in je ogen. Marie, ik heb zin om zot te doen met je. Ik hoop echt dat we binnenkort eens een weekendje samen kunnen zijn. We would party like it’s 1999.
Ik hoop dat je nu een vaag beeld hebt van hoe ik me voel. Het is moeilijk dat te schetsen, zonder dat ik de (noodzakelijke) stiltes kan leggen.
Maid of Athens, ‘ere we part. Give, o give, me back my heart.
Dikke dikke kussen, mijn sjoem kalle! En blijf altijd dicht bij de groep, voorzichtigheidshalve. En ook van Bompa die het erg druk heeft in de komende dagen. Uiteenzettingen over de weerstand in het Atheneum van Gent en Ronse.
Smakkerd en pakkerds in een ruimtepak om niet besmet te worden.
X
PS Een hoogstfilosofische opmerking om deze brief mee af te sluiten: je mag echt van niets en niemand fan zijn, Marie, dat maakt je afhankelijk en beknot je vrijheid.
PS 2 Vermits jij altijd gedichtjes opstuurt, zijn hier een aantal spreuken /gedachtes die mij opvielen. “Slechte mensen gaat het altijd goed” (onbekend). “Conscience is self-eliminating” (Ik denk Hardin)
PPS Jacques rules
PPPS Ik heb mij op een vrij abnormale plaats onthaard (guess where). Ge hebt van die KALE Egyptische POEZEN, hé! !!! HINTJE!!!
(Ter verduidelijking: bovenstaande brief is een sample, een flarf, een verzameling van een dertigtal brieven die ik tussen 1989 en 1999 ontving. Er staan nooit meer dan drie zinnen van dezelfde persoon bij elkaar.)
Hoipipeloi Marieke, Hei prinses, Beste M, Hoi Marie(ke), Zoeteken, Lief Mirremieke, Hapallopo Mapariepie
Dit is een brief die in 1986 door zes Duitse kinderen begonnen werd. Als hij tot eind 1997 verstuurd wordt komt hij in het “Buch de Rekords”, als hij niet onderbroken wordt. Verbreek dit AUB niet.
Het is minder warm en beter uit te houden, hé? Ik lees een goed boek, “Mannen uit China”. Het heeft weeral eens geonweerd en de zon heb ik vandaag niet echt gezien. Maar nu rond 5 uur begint het op te klaren.
Ten eerste ik hou keiveel van u en als het “ooit” uitgeraakt wil ik je echt niet meer kwijt. Heb je Etti Pletti kunnen meenemen? Ik denk het niet, maar het kan altijd wel. Ga je daar de natuur verkennen? Zijn er geen adders?
Ik ben ook op een soort kamp maar dan in een sociaal psychologisch centrum waar ik de kans krijg om aan mezelf te werken en dat wordt gedeeltelijk door de ziekenkas terugbetaald. Wat ik wil zeggen is dat het niet aan jullie ligt, alhoewel jullie allemaal zeer sterke individuen zijn. Ik spaar zeepjes en briefpapier.
Ik heb daar een kleurstofijsje gegeten. Mama heeft een smosje gegeten. En papa heeft gerookt vlees gegeten. Dan zijn we doorgegaan. Toen als we daarna terug naar binnen gingen, ging ik op ne zetel zitten, den Tim kwam achter mij op de rug van die zetel zitten en begon met mijn kap te spelen en de Jonas kwam neffest mij zitten en zat den hele tijd met zijn knie tegen de mijne te stoempen. Den Yves hing de laatsten dag kei-hard aan mij. Die hing altijd z’n arm over mijn schouder enzo, maar echt kei-veel.
Het is misschien een voorstel maar als verliefdheid over is (T) zouden we het nog eens moeten proberen (het is een voorstel!). Je dacht dat ik niets meer van u moest hebben, dat is niet waar. Wel vind ik die uitspraak goed gevonden: “She was the best queen we never had”.
H, ‘k heb nog een steentje met een gaatje voor jou. Als ik nog eens langskom bij Marie of als we elkaar nog eens zien, zal ik het geven, okay? Dat alles wilt niet zeggen dat ik niet meer kom knuffelen, maar ik vind dat het niet te ver mag gaan. Ik besef ook maar al te goed dat ik eens een keuze voor God moet/zal maken (= mijn hele leven aan Hem wijden).
O ja, je moet je niet zo vaak verontschuldigen (in je brief wel 5 keer). Je schrijft toch wat je schrijft en je hoeft je daar toch nooit voor te verontschuldigen. Sorry, dat mijn brief zo lang is (ik heb niks liever).
Misschien had je al door, maar ik heb slechts halve waarheden verteld! En aan je vriendin mag je zeggen: “dank u” (dat ik mooie ogen heb). Weet je hoe ik op jou verliefd werd? Je had iets mysterieus in je ogen. Marie, ik heb zin om zot te doen met je. Ik hoop echt dat we binnenkort eens een weekendje samen kunnen zijn. We would party like it’s 1999.
Ik hoop dat je nu een vaag beeld hebt van hoe ik me voel. Het is moeilijk dat te schetsen, zonder dat ik de (noodzakelijke) stiltes kan leggen.
Maid of Athens, ‘ere we part. Give, o give, me back my heart.
Dikke dikke kussen, mijn sjoem kalle! En blijf altijd dicht bij de groep, voorzichtigheidshalve. En ook van Bompa die het erg druk heeft in de komende dagen. Uiteenzettingen over de weerstand in het Atheneum van Gent en Ronse.
Smakkerd en pakkerds in een ruimtepak om niet besmet te worden.
X
PS Een hoogstfilosofische opmerking om deze brief mee af te sluiten: je mag echt van niets en niemand fan zijn, Marie, dat maakt je afhankelijk en beknot je vrijheid.
PS 2 Vermits jij altijd gedichtjes opstuurt, zijn hier een aantal spreuken /gedachtes die mij opvielen. “Slechte mensen gaat het altijd goed” (onbekend). “Conscience is self-eliminating” (Ik denk Hardin)
PPS Jacques rules
PPPS Ik heb mij op een vrij abnormale plaats onthaard (guess where). Ge hebt van die KALE Egyptische POEZEN, hé! !!! HINTJE!!!
(Ter verduidelijking: bovenstaande brief is een sample, een flarf, een verzameling van een dertigtal brieven die ik tussen 1989 en 1999 ontving. Er staan nooit meer dan drie zinnen van dezelfde persoon bij elkaar.)
dinsdag 16 maart 2010
Klickr en Fájadalom
"Ben jij tussen 14 en 25 jaar? Ben je bezeten door fotografie? Dan is het virtuele fotomuseum KLICKR van Villanella en het FotoMuseum Antwerpen iets voor jou! Stuur je foto's in en wie weet hang jij straks aan onze virtuele muur te blinken."
Zo. Dit is de site van KLICKR. Ik ben zelf helemaal geen goede fotografe en bovendien te oud om in te zenden. Waarom dan toch een link op Huiverinkt, op zo'n ontiegelijk laat uur? Wel, ttwwoo ontwierp de site en daarom weet ik hoe hij er na de opening op 1 april uit zal zien. En ik kan jullie verklappen dat de foto's ook in de virtuele tentoonstelling zullen pronken. Dus bij deze een oproep aan alle jonge lezers met een goed oog: inzenden!
En omdat ik daarnet wat onkruid wiedde op mijn blog herhaal ik nogmaals dat ik op vrijdag 26 maart de tentoonstelling 'Fájdalom' zal inleiden. Van de laatstejaarsstudenten aan de Hogeschool Gent. In Galerij Kiekens in Aalst. Wie wil komen, laat mij best eventjes iets weten. Want het is met uitnodigingen enzo. Hier heb je een Facebookgroep.
Slaapwel/goedemorgen.
Zo. Dit is de site van KLICKR. Ik ben zelf helemaal geen goede fotografe en bovendien te oud om in te zenden. Waarom dan toch een link op Huiverinkt, op zo'n ontiegelijk laat uur? Wel, ttwwoo ontwierp de site en daarom weet ik hoe hij er na de opening op 1 april uit zal zien. En ik kan jullie verklappen dat de foto's ook in de virtuele tentoonstelling zullen pronken. Dus bij deze een oproep aan alle jonge lezers met een goed oog: inzenden!
En omdat ik daarnet wat onkruid wiedde op mijn blog herhaal ik nogmaals dat ik op vrijdag 26 maart de tentoonstelling 'Fájdalom' zal inleiden. Van de laatstejaarsstudenten aan de Hogeschool Gent. In Galerij Kiekens in Aalst. Wie wil komen, laat mij best eventjes iets weten. Want het is met uitnodigingen enzo. Hier heb je een Facebookgroep.
Slaapwel/goedemorgen.
maandag 15 maart 2010
Over blokken en ogen en sleutels in het zand
Kan het niet wat eenvoudiger, vroeg men mij. Want geef nu toe. Schelpen ronken niet in wier. Ze rusten enkel, of nee, nog erger: ze liggen er gewoon. Hoogstens die laag van ivoor (die men in het binnenste vindt) bestaat ook in het echt. ‘Wat klatert in het licht na een lange reis in het water.’ Een beetje vergezocht, archaïsch misschien, maar goed, het kan tenminste kloppen. Hoewel voor ons ook zou volstaan: verloren sleutels in het zand. IJs dat ietwat knarsend in je maag verdwijnt. Het moet glijden, begrijp je?
En dat tijdschrift dan. Daar hebben we echt geen barst aan, zo’n paard dat steigert en briest. We zijn gewend aan ‘één twee drie’. Aan wat mooi in de maat, strak in het ritme is geknipt. Copy/paste stelt ons gerust (stel geen vragen). Af een toe zuchten we graag een slaak van verwondering, maar niet te vaak. Dat begrijpt je wel, het moet glijden, hé.
Ik knik en zeg - ik heb geluisterd. Plots vallen er ogen uit de bomen. Ze breken door de ramen, vinden de kieren in de muur. Heel grote ogen, rode ogen, gebarsten ogen. Ogen vol slijm. Ze proberen mijn benen omver te rollen. Wat is dat nou, die blog, brommen de ogen. Dat slaat toch nergens op. Dat begrijpt iedereen, dat is als verloren sleutels in het zand. Iedereen kan ze vinden. Een paar ogen rollen achter de boekenkast, die vervaarlijk boven me uit torent. Er prikken pennen in mijn rug. De ogen draaien zich in lange plukken kattenvacht en worden eventjes blind, tot de poetsvrouw ze met lange halen weer uit hun schuilplek haalt.
Eén oog is de weg kwijt. Het hopt heen en weer, drentelt rond mijn tenen. Draait de iris tot hoog aan de hemel. Ik volg de blik, want misschien wil dit oog mij waarschuwen. Al hoop ik in stilte dat het gewoon over de prille lente gaat. Maar daar wijst een vinger uit de boom. Hij zwaait vervaarlijk heen en weer, volgt een stem die zegt…
Ik knijp mijn oren toe. Maar mijn ogen zijn nog open.
En dat tijdschrift dan. Daar hebben we echt geen barst aan, zo’n paard dat steigert en briest. We zijn gewend aan ‘één twee drie’. Aan wat mooi in de maat, strak in het ritme is geknipt. Copy/paste stelt ons gerust (stel geen vragen). Af een toe zuchten we graag een slaak van verwondering, maar niet te vaak. Dat begrijpt je wel, het moet glijden, hé.
Ik knik en zeg - ik heb geluisterd. Plots vallen er ogen uit de bomen. Ze breken door de ramen, vinden de kieren in de muur. Heel grote ogen, rode ogen, gebarsten ogen. Ogen vol slijm. Ze proberen mijn benen omver te rollen. Wat is dat nou, die blog, brommen de ogen. Dat slaat toch nergens op. Dat begrijpt iedereen, dat is als verloren sleutels in het zand. Iedereen kan ze vinden. Een paar ogen rollen achter de boekenkast, die vervaarlijk boven me uit torent. Er prikken pennen in mijn rug. De ogen draaien zich in lange plukken kattenvacht en worden eventjes blind, tot de poetsvrouw ze met lange halen weer uit hun schuilplek haalt.
Eén oog is de weg kwijt. Het hopt heen en weer, drentelt rond mijn tenen. Draait de iris tot hoog aan de hemel. Ik volg de blik, want misschien wil dit oog mij waarschuwen. Al hoop ik in stilte dat het gewoon over de prille lente gaat. Maar daar wijst een vinger uit de boom. Hij zwaait vervaarlijk heen en weer, volgt een stem die zegt…
Ik knijp mijn oren toe. Maar mijn ogen zijn nog open.
vrijdag 12 maart 2010
Eigenlijk
Eigenlijk hou ik erg van taal. Ik denk dat het daarom eigenlijk komt dat ik erg gevoelig ben voor onregelmatigheden als dt-fouten, slisklanken of houten hekken terwijl er eigenlijk gouden gekken bedoeld worden. Ik vind mijn eigen ‘i’ eigenlijk te scherp, maar hou er eigenlijk ook niet van dat ze een sjwa wordt, want een i is eigenlijk geel van klank en toch een beetje schril en vooral niet te verwarren met andere letters.
Ik dwaal eigenlijk af. Want eigenlijk loop ik de laatste weken met een grote ergernis rond. Eigenlijk is het me opgevallen dat het woord eigenlijk bij één derde van mijn studenten hét stopwoordje is. Eigenlijk gebruiken ze het echt heel veel, soms wel drie of vier keer in één zin, soms op een eigenlijk plek waar het woord helemaal niet logisch is en eigenlijk vloekt met alle woorden die rond eigenlijk staan. Ze gebruiken eigenlijk eigenlijk het meest als ze zich bekeken voelen. Tijdens presentaties en zo. Dat is eigenlijk niet zoooo heel erg, behalve als je studeert voor leerkracht. En als je beoordeeld wordt door iemand die eigenlijk heel veel van taal houdt. In al haar finesse.
Hebben we te maken met een ‘eigenlijk-generatie’? Zo ja, wat bedoelt die generatie eigenlijk met eigenlijk? Willen ze eigenlijk zeggen dat ze eigenlijk weinig te zeggen hebben? Of denken ze eigenlijk heel veel te vertellen hebben maar voelen ze zich daar eigenlijk nog een beetje onzeker over?
Ik weet het niet. Maar ik verlang eigenlijk dat iedereen een beetje alerter wordt voor dit geëigenlijk. Want ze zeggen ‘Mevrouw, u overdrijft, ik hoor eigenlijk niet dat hij zoveel eigenlijk zei tijdens zijn presentatie. Ik vind dat eigenlijk niet waar’. Er zijn er eigenlijk maar een paar die net zoals ik lachstuipen krijgen, of turfgedrag vertonen. Pfff. Maar eigenlijk vind ik dat dus niet zo normaal.
Dus als u heel veel eigenlijk zegt, vraag dan aan uw medemensen om de zware middelen in te zetten. Eigenlijk moet iedereen voor zichzelf kunnen beslissen wat zware middelen zijn. Elektroshocks? De geur van lever? Een kneep in uw te dikke billen? Eigenlijk vind ik dat iedereen daar vrij in moet kunnen kiezen. Ik zou zelf eigenlijk opteren voor een gruwelijke straf, zoals elke avond die volgt op een dag dat ik te vaak eigenlijk heb gezegd, naar Coldplay moeten luisteren. Want ik vind Coldplay heel saai, eigenlijk.
Maar eigenlijk vind ik dus dat het gedaan moet zijn met dat eigenlijk. EINDELIJK.
Ik dwaal eigenlijk af. Want eigenlijk loop ik de laatste weken met een grote ergernis rond. Eigenlijk is het me opgevallen dat het woord eigenlijk bij één derde van mijn studenten hét stopwoordje is. Eigenlijk gebruiken ze het echt heel veel, soms wel drie of vier keer in één zin, soms op een eigenlijk plek waar het woord helemaal niet logisch is en eigenlijk vloekt met alle woorden die rond eigenlijk staan. Ze gebruiken eigenlijk eigenlijk het meest als ze zich bekeken voelen. Tijdens presentaties en zo. Dat is eigenlijk niet zoooo heel erg, behalve als je studeert voor leerkracht. En als je beoordeeld wordt door iemand die eigenlijk heel veel van taal houdt. In al haar finesse.
Hebben we te maken met een ‘eigenlijk-generatie’? Zo ja, wat bedoelt die generatie eigenlijk met eigenlijk? Willen ze eigenlijk zeggen dat ze eigenlijk weinig te zeggen hebben? Of denken ze eigenlijk heel veel te vertellen hebben maar voelen ze zich daar eigenlijk nog een beetje onzeker over?
Ik weet het niet. Maar ik verlang eigenlijk dat iedereen een beetje alerter wordt voor dit geëigenlijk. Want ze zeggen ‘Mevrouw, u overdrijft, ik hoor eigenlijk niet dat hij zoveel eigenlijk zei tijdens zijn presentatie. Ik vind dat eigenlijk niet waar’. Er zijn er eigenlijk maar een paar die net zoals ik lachstuipen krijgen, of turfgedrag vertonen. Pfff. Maar eigenlijk vind ik dat dus niet zo normaal.
Dus als u heel veel eigenlijk zegt, vraag dan aan uw medemensen om de zware middelen in te zetten. Eigenlijk moet iedereen voor zichzelf kunnen beslissen wat zware middelen zijn. Elektroshocks? De geur van lever? Een kneep in uw te dikke billen? Eigenlijk vind ik dat iedereen daar vrij in moet kunnen kiezen. Ik zou zelf eigenlijk opteren voor een gruwelijke straf, zoals elke avond die volgt op een dag dat ik te vaak eigenlijk heb gezegd, naar Coldplay moeten luisteren. Want ik vind Coldplay heel saai, eigenlijk.
Maar eigenlijk vind ik dus dat het gedaan moet zijn met dat eigenlijk. EINDELIJK.
maandag 8 maart 2010
Een brief aan miss big spoon
Liefste Carly
Het is Vrouwendag vandaag. Het is nochtans niet meer dan toeval dat vandaag deze brief verschijnt, want ik had al langer zin om je een brief te schrijven. En toen je gisteren het juiste citaat wist te plukken uit ‘Ces gens-là’ van Brel tijdens je online initiatiecursus, besloot ik om vandaag ‘first thing in the afternoon’ een brief te schrijven. In het Nederlands, I know. Ik kan niet anders, vergeef me. Maar naast oceanenspecialist, kleurrijke frisbeester en mijn lievelingsamerikaanse ben je ook reporter én schrijfster. Je hebt een talenknobbel. En zoals jij mij steeds dwingt om heel snel te denken, zo daag ik jou nu ook uit. Get used to it, love.
Omdat ik je ondertussen al veel verteld heb, weet je vast wel dat ik een beetje bang was toen ik voor het eerst met je praatte. Ik vond je vreemd. Niet omdat je nog luider praatte dan ik. En ook niet vreemd als uit een andere wereld. Maar ik had wel een extra paar voelsprieten nodig toen ik je besnuffelde. Misschien had je bij de eerste ontmoeting een oranje linkerbeen en was het andere been gifgroen. Ik beschermde die eerste wantrouwige keer ook dat andere meisje, dat zachter praat dan jij. Of nog een mogelijkheid: ik voelde toen al aan dat ik van je zou houden en heb me daar nog even tegen verzet. Zoals ik vroeger soms insecten op hun rug draaide en ze gedurende een minuut met hun poten liet krioelen. Ik genoot van dit beetje sadisme, maar deed het vooral om het schuldgevoel dat erop volgde. Hoe dan ook was het blijkbaar nodig dat ik het beeld van jou nog even in twijfel trok.
Wanneer ik echt van je ging houden, weet ik evenmin. Misschien was je ene been toen oranje en het ander ‘drunken-elephant-pink’. Ik hou niet zo van openbare knuffelsessies. Dat lichamen elkaar geen pijn doen met al die knobbels en botten, vind ik eerder zeldzaam. Maar als ik jou zie, heb ik steeds zin om mijn hoofd tegen je borsten aan te schurken en me over mijn hoofd te laten aaien. Toen ik ontdekte dat we exact dezelfde geboortedag delen (8 oktober 1981), was ik verrast. Maar ik vond het ook heel logisch. Je bent mijn gekke zus. Eén been in het vinnige heden, het andere in de verhalen in het kleurrijke verleden. Eigenlijk ken ik weinig feiten over jou. Ben je opgegroeid in een krakerspand in een Amerikaanse grootstad of heeft jouw moeder je in een schapenstal ter wereld gebracht? Het kan allebei en geen van beide mogelijkheden zouden me verbazen.
Bijna tien jaar geleden schreef ik tijdens de vooravond van een poëzienacht een gedichtencyclus voor een aantal vriendinnen. Ze kregen elk een natuurelement: water, lucht, aarde en vuur. Ik heb al die vrouwen nodig in mijn leven om echt gelukkig te zijn. Luchtvrouwen zijn het meest fragiel. Het duurt even voor ik ze ken en ze blijven een heel leven door mijn hoofd waaien. De vriendschap met watervrouwen is dan weer makkelijk, vloeibaar en logisch. Aarde- en vuurvrouwen zijn meestal een paar koppen groter dan ik. De liefde voor hen is een tondeldoos en ontstaat altijd heel snel en vurig. Je hoeft niets uit te leggen bij deze vrouwen, maar dat maakt het soms te intens. En als het misloopt met deze vrouwen, doet dat altijd heel veel pijn. Hen kwijtspelen is nog pijnlijker dan een man verliezen, omdat het altijd onvoorbereid gebeurt. Je bent, ondanks je blauwe ogen, een vuurvrouw. En toch ben niet echt bang om je te verliezen. Want je bent zowat de grappigste vrouw die ik ken. En mensen met humor kunnen tegen een stootje. "You can pretend to be serious; you can't pretend to be witty" citeer je op je Facebookprofiel. Zo is het helemaal.
Plaats vier vuurvrouwen in een magazijn en het wordt er zo warm, dat je er zonder andere warmtebron een everzwijn kan klaarmaken. Mannen houden van deze vrouwen, maar ze bouwen er liever kampen mee in de vrije natuur dan er kinderen mee te maken. Omdat ze onterecht denken dat ze bij deze vrouwen zelf een beetje klein en overbodig zijn. Dat is nochtans niet waar. Ik weet uit ervaring dat ook deze vrouw best hulp kan gebruiken bij het kelen van everzwijnen en andere varkens. Maar toch staat de vuurvrouw in al het lawaai vaak alleen. Andere vrouwen wantrouwen haar en mannen zien haar het liefst als ‘buddy’.
Ach Carly, ik word te serieus, ain't I? Zo bedoelde ik het nochtans niet. Weet gewoon dat ik al lang niet meer bang van je ben. En tot het moment dat een vuurvrouw een man vindt die niet wegloopt van de hitte, heeft ze nood aan vrouwen die niet bang van haar zijn.
Ik zal er zijn. En iedere man die meer dan een kamp met jou wilt bouwen, moet je me even tonen. Ik zal mijn beste neus opzetten en je daarna met zorg mijn ongezouten mening presenteren.
Love you, miss big spoon. Can I be your small spoon on this women’s day?
Marie
Het is Vrouwendag vandaag. Het is nochtans niet meer dan toeval dat vandaag deze brief verschijnt, want ik had al langer zin om je een brief te schrijven. En toen je gisteren het juiste citaat wist te plukken uit ‘Ces gens-là’ van Brel tijdens je online initiatiecursus, besloot ik om vandaag ‘first thing in the afternoon’ een brief te schrijven. In het Nederlands, I know. Ik kan niet anders, vergeef me. Maar naast oceanenspecialist, kleurrijke frisbeester en mijn lievelingsamerikaanse ben je ook reporter én schrijfster. Je hebt een talenknobbel. En zoals jij mij steeds dwingt om heel snel te denken, zo daag ik jou nu ook uit. Get used to it, love.
Omdat ik je ondertussen al veel verteld heb, weet je vast wel dat ik een beetje bang was toen ik voor het eerst met je praatte. Ik vond je vreemd. Niet omdat je nog luider praatte dan ik. En ook niet vreemd als uit een andere wereld. Maar ik had wel een extra paar voelsprieten nodig toen ik je besnuffelde. Misschien had je bij de eerste ontmoeting een oranje linkerbeen en was het andere been gifgroen. Ik beschermde die eerste wantrouwige keer ook dat andere meisje, dat zachter praat dan jij. Of nog een mogelijkheid: ik voelde toen al aan dat ik van je zou houden en heb me daar nog even tegen verzet. Zoals ik vroeger soms insecten op hun rug draaide en ze gedurende een minuut met hun poten liet krioelen. Ik genoot van dit beetje sadisme, maar deed het vooral om het schuldgevoel dat erop volgde. Hoe dan ook was het blijkbaar nodig dat ik het beeld van jou nog even in twijfel trok.
Wanneer ik echt van je ging houden, weet ik evenmin. Misschien was je ene been toen oranje en het ander ‘drunken-elephant-pink’. Ik hou niet zo van openbare knuffelsessies. Dat lichamen elkaar geen pijn doen met al die knobbels en botten, vind ik eerder zeldzaam. Maar als ik jou zie, heb ik steeds zin om mijn hoofd tegen je borsten aan te schurken en me over mijn hoofd te laten aaien. Toen ik ontdekte dat we exact dezelfde geboortedag delen (8 oktober 1981), was ik verrast. Maar ik vond het ook heel logisch. Je bent mijn gekke zus. Eén been in het vinnige heden, het andere in de verhalen in het kleurrijke verleden. Eigenlijk ken ik weinig feiten over jou. Ben je opgegroeid in een krakerspand in een Amerikaanse grootstad of heeft jouw moeder je in een schapenstal ter wereld gebracht? Het kan allebei en geen van beide mogelijkheden zouden me verbazen.
Bijna tien jaar geleden schreef ik tijdens de vooravond van een poëzienacht een gedichtencyclus voor een aantal vriendinnen. Ze kregen elk een natuurelement: water, lucht, aarde en vuur. Ik heb al die vrouwen nodig in mijn leven om echt gelukkig te zijn. Luchtvrouwen zijn het meest fragiel. Het duurt even voor ik ze ken en ze blijven een heel leven door mijn hoofd waaien. De vriendschap met watervrouwen is dan weer makkelijk, vloeibaar en logisch. Aarde- en vuurvrouwen zijn meestal een paar koppen groter dan ik. De liefde voor hen is een tondeldoos en ontstaat altijd heel snel en vurig. Je hoeft niets uit te leggen bij deze vrouwen, maar dat maakt het soms te intens. En als het misloopt met deze vrouwen, doet dat altijd heel veel pijn. Hen kwijtspelen is nog pijnlijker dan een man verliezen, omdat het altijd onvoorbereid gebeurt. Je bent, ondanks je blauwe ogen, een vuurvrouw. En toch ben niet echt bang om je te verliezen. Want je bent zowat de grappigste vrouw die ik ken. En mensen met humor kunnen tegen een stootje. "You can pretend to be serious; you can't pretend to be witty" citeer je op je Facebookprofiel. Zo is het helemaal.
Plaats vier vuurvrouwen in een magazijn en het wordt er zo warm, dat je er zonder andere warmtebron een everzwijn kan klaarmaken. Mannen houden van deze vrouwen, maar ze bouwen er liever kampen mee in de vrije natuur dan er kinderen mee te maken. Omdat ze onterecht denken dat ze bij deze vrouwen zelf een beetje klein en overbodig zijn. Dat is nochtans niet waar. Ik weet uit ervaring dat ook deze vrouw best hulp kan gebruiken bij het kelen van everzwijnen en andere varkens. Maar toch staat de vuurvrouw in al het lawaai vaak alleen. Andere vrouwen wantrouwen haar en mannen zien haar het liefst als ‘buddy’.
Ach Carly, ik word te serieus, ain't I? Zo bedoelde ik het nochtans niet. Weet gewoon dat ik al lang niet meer bang van je ben. En tot het moment dat een vuurvrouw een man vindt die niet wegloopt van de hitte, heeft ze nood aan vrouwen die niet bang van haar zijn.
Ik zal er zijn. En iedere man die meer dan een kamp met jou wilt bouwen, moet je me even tonen. Ik zal mijn beste neus opzetten en je daarna met zorg mijn ongezouten mening presenteren.
Love you, miss big spoon. Can I be your small spoon on this women’s day?
Marie
De laatste woorden voor de winter
Deze winter blijft ons lang bij, omdat hij zo lang bij ons bleef.
Dat voel je in de natte sneeuw die nog aan onze ribben kleeft.
De strenge cadans van regen op de golfplaten daken.
Dit ineengedoken ademen doet ons stilaan wanhopen.
Luister winter: je kan de kloven zien in onze huid. Soms bloeden we
en ons haar waait al maanden knetterend op. We worden moe.
Al doen we nochtans ons best; verpakken onze vingers krampachtig
in natte wanten en draaien de kachel nog wat hoger. We dobbelen
en drinken liters wijn. Maar besef: uw laatste streken sieren niet.
Verderop slaapt de zon rood achter de bergen. Een handvol vrouwen
stampt de aarde aan. Het feest is klaar om te beginnen, klanken stijgen
en vlinders vouwen hun gerimpelde vleugels uit. We zullen u verjagen.
Dat voel je in de natte sneeuw die nog aan onze ribben kleeft.
De strenge cadans van regen op de golfplaten daken.
Dit ineengedoken ademen doet ons stilaan wanhopen.
Luister winter: je kan de kloven zien in onze huid. Soms bloeden we
en ons haar waait al maanden knetterend op. We worden moe.
Al doen we nochtans ons best; verpakken onze vingers krampachtig
in natte wanten en draaien de kachel nog wat hoger. We dobbelen
en drinken liters wijn. Maar besef: uw laatste streken sieren niet.
Verderop slaapt de zon rood achter de bergen. Een handvol vrouwen
stampt de aarde aan. Het feest is klaar om te beginnen, klanken stijgen
en vlinders vouwen hun gerimpelde vleugels uit. We zullen u verjagen.
dinsdag 2 maart 2010
De lente op de weg naar huis
Ik ken de weg tussen het huis en het werk en het huis, een stukje ring rond Gent, ondertussen als mijn broekzak. Dat is nodig om hem de baas te kunnen. Slechtziende angsthazen als ik overleven immers enkel als ze elke bobbel en put van het wegdek uit hun hoofd leren. Bovendien is er veel dat afleidt: het gonzen dat plots snorren wordt, drie gele snoeppapiertjes naast elkaar, een platgereden handtas die – o paniek - van ver op een dode kat lijkt. Of nog: de ganzen de terugkeren, een balorige jongen in het kleine skateboardpark. De in zichzelf verpakte eenden op het water geven een volledig nieuwe invulling aan het begrip ‘op de rug slapen’.
Vanmorgen was ik een beetje overmoedig. De hemel leek zo zacht dat ik de handschoenen thuis liet. En hoewel ik de vrieskou voelde bijten, wist ik het zeker. De gaten op de brug zijn eindelijk gedicht en de lente komt eraan. Alle voorbijgangers knepen voor het eerst om zonnige redenen hun ogen dicht. Alles bewoog anders en de noten reikten verder tijdens mijn dagelijks zang-betrapt-schaam-hehe-moment. Het wordt echt lente. Nu het opengebarsten gelzadel nog vervangen.
(Zoals jullie merken schrijf ik even wat vaker kleine observaties of dromen op. Het is nodig om uit de winterimpasse te geraken)
Vanmorgen was ik een beetje overmoedig. De hemel leek zo zacht dat ik de handschoenen thuis liet. En hoewel ik de vrieskou voelde bijten, wist ik het zeker. De gaten op de brug zijn eindelijk gedicht en de lente komt eraan. Alle voorbijgangers knepen voor het eerst om zonnige redenen hun ogen dicht. Alles bewoog anders en de noten reikten verder tijdens mijn dagelijks zang-betrapt-schaam-hehe-moment. Het wordt echt lente. Nu het opengebarsten gelzadel nog vervangen.
(Zoals jullie merken schrijf ik even wat vaker kleine observaties of dromen op. Het is nodig om uit de winterimpasse te geraken)
Abonneren op:
Posts (Atom)
Populaire berichten
-
Woord vooraf: Deze brief kreeg de meeste reacties ooit op Huiverinkt, maar nooit een antwoord van de geadresseerde. Uiteraard werd ik op Gee...
-
Bepakt met een tas vol poëzie verliet ik gisteren de pendelbus die me naar het festivalterrein van het uitverkochte Beyond-festival in...
-
Lieve papa, Je weet dat het voor mij niet moeilijk is om woorden te vinden. Wel om ze te schrappen. Wat vertel ik nu? Voor een...
-
Op mijn bureaublad staan twee gedichtenmappen: 'Klaar ofzo' en 'In progress'. Spijtig genoeg is de laatste map veel groter d...