zondag 30 november 2014

Brief aan Cul De Sov oftewel Luc De Vos

Beste Cul De Sov,

Beetje onnozel misschien dat ik je naam zo verdraai. Het voelt als onbedoelde lijkenpikkerij om je een dag na je overlijden een open brief schrijven. Door je naam te verbasteren, hoop ik dat mijn Belgische broeders en zusters snappen dat ik het nooit zo bedoeld heb. Deze brief had evengoed over mijn slapende been kunnen gaan, over het badkamerlicht dat knapte, het donkere halletje waarin ik deze brief bedacht. Of over hoe ‘knapte’ een goed woord is om aan te tonen dat iets onherroepelijk ophoudt. Over ‘appelblauwzeegroen’ en hoe dat een van de schoonste Vlaamse woorden is: net als de teksten van Gorki grappig en een beetje bevreemdend, terwijl je snapt waar het vandaan komt. Die wisseling, dat is om de mensen even stil te laten staan.

Dat je een brief krijgt, heeft natuurlijk ook met mijn stukje onwezenlijk verdriet te maken. Ik stel me mijn vaderland voor en ik vraag me af hoe dat verdriet in al die harten valt. Hoe vaak het te maken heeft met scoutslokalen, hoe vaak met eerste liefdes, hoe vaak met een ontmoeting aan ‘den toog’, hoe vaak met dingen die niet te verwoorden zijn. Ik vernam je dood toen ik in een Amsterdamse club aan het dansen was. Ik kreeg zin om rare dingen te doen. Naar de dj gaan en vragen of hij een lieve kleine piranha tussen de stampende bassen wilde laten zwemmen. Of naar de bar lopen en om ‘nen oude jenever’ vragen zonder de barvrouw in de ogen te kijken. Om te kijken of ze daar ook lastig van werd, net als ik tijdens de Gentse Feesten tien jaar geleden, toen ik je dagen na elkaar bediende en jij steeds mijn blik ontweek. ‘Zjenever’ spreek je maar op één manier uit, wilde ik de barvrouw gisteren zeggen. Luister maar. 'Non-de-dzju'.

Vanmiddag liet ik ‘Mia’ horen aan een niet-Nederlandse Nederlander. ‘Het lied is ook politiek,’ zei ik.  Hij knikte en luisterde verder naar een lied dat hij niet kende. Maakt een regel als ‘de middenstand regeert het land’ een lied politiek? Waarschijnlijk niet. Maar je maakte muziek van en voor verloren zielen en dat maakt het politiek. De marge bepaalt het centrum. Hoewel. Ik wilde schrijven: wie zich niet thuis voelt, bepaalt wie zich wél thuis voelt. Maar het omgekeerde geldt ook en ondertussen vraag ik me af of er wel mensen zijn die zich echt ergens thuis voelen, voor langere tijd dan. Misschien voelen de mensen die de macht hebben om te bepalen wie uit de toon valt, zich wel het minst van al ergens thuis. Zeker niet in hun eigen hart. 

Er zijn mensen die dromen doordat ze hebben afgezien. Daarmee kan je naar de oorlog, als die morgen opnieuw zou uitbreken. Er zijn mensen die niet dromen en misschien zelfs nooit hebben afgezien. Dat zijn de mensen die zich niet afvragen waar verdriet valt. Of ze geraken niet verder dan een dansvloer. Een leren jas, een blik die ze ontweken. Een domme opmerking die ze niet begrepen en pijn die niet gevoeld werd.

Ik weet ook niet waar het heen moet met dit schrijven, Cul. Ik weet niet wat de verhalen van morgen zijn. Goede verhalen zijn als goede vrijpartijen: onvoorspelbaar en een tikkeltje gevaarlijk. Ze leiden een eigen leven en zijn nog eigenzinniger dan wie ze beleeft. Gelukkig maar. De dood zou anders maar een triest vierletterwoord zijn.

Merci, Luc, merci, Cul
En liefs

Eiram


Geen opmerkingen:

Populaire berichten