Beste Cul De Sov,
Beetje onnozel
misschien dat ik je naam zo verdraai. Het voelt als onbedoelde
lijkenpikkerij om je een dag na je overlijden een open brief schrijven. Door je
naam te verbasteren, hoop ik dat mijn Belgische broeders en zusters snappen dat
ik het nooit zo bedoeld heb. Deze brief had evengoed over mijn slapende been
kunnen gaan, over het badkamerlicht dat knapte, het donkere halletje waarin ik
deze brief bedacht. Of over hoe ‘knapte’ een goed woord is om aan te tonen dat iets
onherroepelijk ophoudt. Over ‘appelblauwzeegroen’ en hoe dat een van de
schoonste Vlaamse woorden is: net als de teksten van Gorki grappig en een
beetje bevreemdend, terwijl je snapt waar het vandaan komt. Die wisseling, dat
is om de mensen even stil te laten staan.
Dat je een brief
krijgt, heeft natuurlijk ook met mijn stukje onwezenlijk verdriet te maken. Ik
stel me mijn vaderland voor en ik vraag me af hoe dat verdriet in al die harten
valt. Hoe vaak het te maken heeft met scoutslokalen, hoe vaak met eerste liefdes,
hoe vaak met een ontmoeting aan ‘den toog’, hoe vaak met dingen die niet te
verwoorden zijn. Ik vernam je dood toen ik in een Amsterdamse club aan het
dansen was. Ik kreeg zin om rare dingen te doen. Naar de dj gaan en vragen of
hij een lieve kleine piranha tussen de stampende bassen wilde laten zwemmen. Of
naar de bar lopen en om ‘nen oude jenever’ vragen zonder de barvrouw in de
ogen te kijken. Om te kijken of ze daar ook lastig van werd, net als ik tijdens
de Gentse Feesten tien jaar geleden, toen ik je dagen na elkaar bediende en jij
steeds mijn blik ontweek. ‘Zjenever’ spreek je maar op één manier uit, wilde ik
de barvrouw gisteren zeggen. Luister maar. 'Non-de-dzju'.
Vanmiddag liet ik
‘Mia’ horen aan een niet-Nederlandse Nederlander. ‘Het lied is ook politiek,’
zei ik. Hij knikte en luisterde verder
naar een lied dat hij niet kende. Maakt een regel als ‘de middenstand regeert het
land’ een lied politiek? Waarschijnlijk niet. Maar je maakte muziek van en voor
verloren zielen en dat maakt het politiek. De marge bepaalt het centrum.
Hoewel. Ik wilde schrijven: wie zich niet thuis voelt, bepaalt wie zich wél
thuis voelt. Maar het omgekeerde geldt ook en ondertussen vraag ik me af of er
wel mensen zijn die zich echt ergens thuis voelen, voor langere tijd dan. Misschien
voelen de mensen die de macht hebben om te bepalen wie uit de toon valt, zich
wel het minst van al ergens thuis. Zeker niet in hun eigen hart.
Er zijn mensen
die dromen doordat ze hebben afgezien. Daarmee kan je naar de oorlog, als die morgen opnieuw zou uitbreken. Er zijn mensen die niet dromen en misschien zelfs nooit
hebben afgezien. Dat zijn de mensen die zich niet afvragen waar verdriet valt.
Of ze geraken niet verder dan een dansvloer. Een leren jas, een blik die ze
ontweken. Een domme opmerking die ze niet begrepen en pijn die niet gevoeld
werd.
Ik weet ook niet
waar het heen moet met dit schrijven, Cul. Ik weet niet wat de verhalen van
morgen zijn. Goede verhalen zijn als goede vrijpartijen: onvoorspelbaar en een
tikkeltje gevaarlijk. Ze leiden een eigen leven en zijn nog eigenzinniger dan
wie ze beleeft. Gelukkig maar. De dood zou anders maar een triest
vierletterwoord zijn.
Merci, Luc,
merci, Cul
En liefs
Eiram