zondag 24 maart 2013

Nog een brief aan papa (op een dag na een maand later)


Dag papa,

Daarstraks vroeg een kibbelend koppeltje me in de supermarkt welke dag het was vandaag. Ik slikte nog net ‘op een dag na een maand geleden’ in en antwoordde compleet sociaal aangepast ‘zondag 24 maart’.

Het lukt me slechts gedeeltelijk, dat aangepast zijn. Nooit erg goed, dat weet ik, hou maar op met lachen. Maar de laatste maand lijk ik er nog iets slechter in. De snijdende wind op de fiets, de getalenteerde muzikant die zich helemaal vrijwillig kapot zuipt, de collega die op zijn borst slaat en onzin kraait terwijl ik mijn best doe naar de stilte te luisteren, de koudste lentedagen die volgden op de dag dat we je in de zon begraven hebben… Ze geven me allemaal een alibi om vaker te huilen of - voor ik het zelf in de gaten heb - uit te halen, af te schermen en af te zeggen. Maar dat vaker huilen vind ik moeilijk en de waarheid achter de alibi’s ook.

‘Je ziet er goed uit, Marie’, hoor ik ze zeggen. ‘Gezien de omstandigheden’, zie ik ze denken. Men verbaast zich met gepaste lichtzinnigheid over die paar kilo’s die er alweer bij zijn, over het feit dat ik dwars door alles heen kan dansen, zingen, lesgeven, eten, schrijven, herschrijven, slapen, ontwaken, vrijen en zalven, zelfs lachen.

Zelf verbaast weinig mij. De donkere en lichte stenen misschien, die ik van mijn nachtkastje naar de kist verhuis en weer terug. Dat ik ze zelf kocht, dat verbaast me een beetje. Gelukkig is er wel veel troost als ik mijn hart wat open. De sjamane die me maanden geleden in de trein geschonken werd en die me deze week op kwam zoeken. De boeken die nu veel harmonischer over de ruimte verdeeld zijn. Het kussentje dat ik voor weinig geld in huis heb gehaald om wat zachter te landen.

Ik denk dat het pas echt goed met me zal gaan op de dag dat ik opnieuw écht verbaasd kan zijn. Over de warmte van een ander hart, bijvoorbeeld, of hoe lichamen perfect in elkaar passen. Over de overlevingsdrang van peterselie op een balkon en hoe een duif haar ogen sluit in de zon. Af en toe rijmen mijn zinnen. Dat is niets om verbaasd over te zijn, maar het maakt het wel wat zachter allemaal.

Censureren, dat doe ik ook. Foto’s op Facebook van een dansende Marie die zich vooral toeschouwer voelde. Maar de foto’s waarnaar ik met mijn beste oog kijk en waarvan ik vind dat ze een deel van de waarheid spreken, die blijven. Want de waarheid, die doet weinig anders dan waarheid blijven.

Censureren en geen afsluiter vinden. Vandaag niet.

Een kus dan maar, een hele droeve,
Marie x

zaterdag 9 maart 2013

Nog een brief aan papa (net geen twee weken later)


Dag papa,

Een kort briefje maar. Ik heb in die twee weken na je dood nog niet zoveel woorden teruggevonden en zocht liever de randen dan harten van de drukte op. Wel heb ik het boek van Connie Palmen besteld, over rouwen enzo. Ik denk dat je het me wel vergeeft dat ik Stephen Fry’s spitsvondig woordgebruik eventjes too much vind, te veel voor wat zo klein en groot tegelijk in mij omgaat, mijn buikwanden aftast en mijn hart omvat. Te veel, net zoals die twee whiskey-cola’s na de wijn gisteren en de stapel werk die in Amsterdam op me wachtte.

Ik heb ontzettend veel mails, kaartjes en brieven gekregen. Sommige heb ik al beantwoord, sommige nog niet en eentje wil ik niet beantwoorden. Net zoals ik heel je afscheid rustig heb meegemaakt, maar het plots niet kon verdragen dat zo’n doodgraver je urne in de grond zou steken. Hij zag eruit alsof hij op de N-VA stemde. Dus ik heb het zelf gedaan en daarna hebben we je samen – zonder die vreemde snuiters – begraven.

Sommige dingen overvallen me. Sommige dingen overvallen ook op een fijne manier. Zoals die aanwezigheid van bijna vijftig vrienden uit alle fases uit mijn leven. Er waren collega’s, die nu beter begrijpen waarom ik vloek tegen computers en kopieerapparaten. Er waren talisvrouwen, zeldzame vrienden, exen en de dochters van jouw vrienden. En nu vind ik troostende mannenstemmen in de brievenbus. En kaartjes, waar heel vaak een boom op staat of een pluisje, blad of bloem. Rivieren ook en vlinders en vogels. Maar nergens bergen of vuur. Vreemd.

Naar de bergen ga ik voorlopig niet. Wel naar Berlijn, met Pasen. Met Irina, op bezoek bij de drummer met de prachtige achternaam. Blijkbaar lust mijn zus ook pure chocolade. Wist jij dat? Ik denk dat het wel één van de mooie dingen is aan de dood. Als iemand die heel graag gezien is wegvalt, leren we nog beter te kijken naar de anderen die samen met ons overblijven. Ik geloof dat dat uiteindelijk tot nog meer liefde leidt.

We zorgen voor elkaar.

Liefs,
Marie

P.S. Dit zat - weliswaar in de naaktere versie - ook tussen de troostende mannenstemmen die vandaag uit mijn brievenbus klonken. Het is er eentje voor je broer. We gunnen het hem samen.

zaterdag 2 maart 2013

Afscheid van mijn vader, Wim Meeusen (1945-2013)


Lieve papa,

Je weet dat het voor mij niet moeilijk is om woorden te vinden. Wel om ze te schrappen. Wat vertel ik nu? Voor een anekdote was onze band te bijzonder, te complex, te divers. Vaders worden niet in sprookjes geklasseerd, maar in levens herinnerd. In het bloed gevoeld.

Drie dagen voor je stierf, kreeg je nog een brief van me. Wat ben ik blij dat ik in de Amsterdamse avondkou nog een postbus zocht. Het waren geen laatste woorden in die brief, het was niet meer dan veel liefs en andere dingen uit het leven. Het was broodnodig en overbodig.

Ik heb je altijd ongezouten verteld wat er in me om ging en you loved me for it. Je noemde me – toen ik op mijn negentiende twee maanden in de politiek ging – op de affiche ‘ne vranken teut’ en in je memoires ben ik ‘Marie met het hart dat altijd overloopt’. En ik kan nu vertellen dat de vierde hondendrol die ik de voorbije week tegenkwam, de eerste was waarover ik uitgleed. Het was geen nepdrol, zoals de drollen die je met kerstmis gniffelend cadeau deed aan je neven en nichten. En zoals het geen nepdrol was, ben jij nu niet nepdood. Je bent keidood. ‘Alleen een steen kan kei zijn,’ hoor ik je tegenwerpen. ‘En dan enkel keihard.’

Als ik nu nog eindeloos wil bediscussiëren of gedichten moeten rijmen, zal ik dat in herinneringen doen. Ik zal er vanaf nu de toehoorders, die zich verwonderen over de schijnbare zinloosheid van onze discussie, bij moeten verzinnen. Maar wij zullen knipogen naar elkaar en begrijpen dat het niet iets is van winnaars en verliezers, maar meer iets als met opzet/expres verdwalen in een bos. Of toch nog een keer die zwarte piste doen, terwijl je net te veel vov hebt gedronken en het al schemert. Geen kwestie van echt gevaar, hoogstens jezelf uitdagen en dat in alle vrijheid met elkaar doen.

Papa. Jij was meer dan de verstrooide professor met ene skifrak (die koppig alle modes overleefde) en twee schoenen. Meer dan de man die niet kon zoeken maar wel kon zingen. Meer dan hij die vrouwen voor lief nam terwijl hij ze liefhad. Jij was meer dan koppig en kwetsbaar, een conservatieve open geest die met zijn linkerpoot voetbalde. Nors en sentimenteel, een selectief gezelschapsdier dat tegelijk bedachtzaam en onhandig authentiek (of bot) was. Je was meer dan de vader die nooit ziek was, behalve dan die ene vreselijke keer.

Jij was mijn vader. Die me op het eind van de avond, als je iets te veel gedronken had, op je schoot trok. Ik spartelde tegen, maar je wist dat ik niets liever deed. Je toonde me het mooiste van de hele wereld, een vuurwerk op de 14 Juillet. Je speelde trompet en leerde me zingen dat ik bij de jonge garde van het proletariaat hoorde, terwijl ik opgroeide in een groot huis vol boeken. Boeken die we elkaar aan hebben geraden en waar we verrukt over waren, jij bedeesd en ik uitbundig.

Je wees me de sterren en ik vergat hun namen, zodat je ze opnieuw voor me kon herhalen. Je leerde me vuurvliegjes zien, naar krekels luisteren, cantharellen vinden. Je wreef op de berg iets te hard mijn handen warm toen ik het koud had en gaf me tegelijk het gevoel dat ik niet zo mocht zeuren, als dat ik het moedigste meisje op alle zwarte pistes van de wereld was. Je leerde me dat ik nieuwsgierig genoeg was om vissen te vangen, maar niet koudbloedig genoeg om ze te doden. Je vond dat ik niet met een streepje blote rug de kou in mocht stappen (en altijd moest die sjaal om), maar je wilde zelf geen morfine toen je naar adem hapte. ‘Zachtjes ingeslapen’ schreven we op je brief. Maar dat kwam niet door de morfine. Je sliep geruisloos in, nadat je gedurende de laatste 24 uur alle emoties doorleefd leek te hebben. En ik met jou. Zonder filter.

Wat een voorrecht om van alle vrouwen in je leven de oudste dochter te zijn. Ik was alles tegelijk voor jou en jij was alle mannen voor mij. En ook al zal ik me af en toe nog boos om je maken, ik zal je nooit iets echt kwalijk nemen. Net zoals ik jou, ondanks al mijn sotternijen, nooit teleurgesteld heb.

Je hebt je die laatste dag druk gemaakt, terwijl ik je ogen zocht om je terecht te wijzen én lief te hebben, terwijl ik door mijn tranen heen naar je lachte en je over je bol aaide. Jij keek en vroeg begrip maar wist ook dat ik je al begrepen had. Ik keek dwars door je heen, of keek jij door mij? Ik weet het niet, soms voelen we als een.

Lieve papa, als je nu sterrenstof bent en ongrijpbaar door de tijd, dan hoop ik toch dat daar de zwarte panter naast je loopt. Trek hem op je schoot en streel hem plagend over zijn buik. Luister naar de vleugelslag van de adelaar en laat ons samen rustig worden. We kunnen het, want jij bent mijn enige papa en ik je enige Marie Pipi. Geef me een kus. Of twee. Eentje die onhandig hard is, waarbij je baardharen in mijn nek prikken. En dan de allerzachtste.

Ik hou van u.

Populaire berichten