donderdag 31 mei 2012

Zaradi Tebe 2012

Het is hier weer wat stiller. Maar stil zal het in Gent dit weekend niet zijn. Want op Zaradi Tebe verschuil ik me tussen mooie vrouwen in lingerie. Ik zal, zelf uiteraard uiterst kuis gekleed, mijn minst kuise en liefste teksten in uw oren fluisteren. Doorlopend op zaterdag van 14u. tot 16u.  en van 17u. tot 20u. En op zondag opnieuw van 13u. tot 16u. En ja, de geruchten zijn waar. Mijn muze zal in hoogsteigen persoon een tipje van zijn betoverende sluier optillen... Want muzes steek je niet in kooien, maar deel je met stamvaders en talisvrouwen. Tot dan?

woensdag 16 mei 2012

Voornemen en verzoek


Wakker worden na weer een dag als een berglandschap. Met een hand op een hart, met een snurkende muze. Glimlachen omdat de nieuwe dag weer doldwaas draaft. Plots wordt de pas afgesneden. Omdat het onweer boven mijn hoofd uitbarst. Omdat paniek me overvalt, verdriet met onmacht danst, grijnzend door mijn aders walst.

Een voornemen maken. Je ne suis pas prudente aujourd’hui. Misschien ben ik vandaag wel veel vrouwen tegelijk. Op het scherp van de snede. De geliefde. De dochter. De geliefde dochter. De lerares die van haar lesprogramma afwijkt. De schrijfster die met tranen in de ogen vooraan in het lokaal staat. En niets anders kan dan huilen. En daar vrede mee neemt. Daarmee elke oorlog aandurft. Elk stormweer trotseert.

Verzoeknummers kunnen tot half twee aangevraagd worden. 

maandag 14 mei 2012

Brief aan mijn muze


Liefste muze,

Ga rustig zitten. Zoek geen troon in deze kamer. Deze simpele stoel naast mij is voor u bedoeld. Het spijt me van de kattenharen die na afloop aan uw begeerlijke kont zullen kleven. Of nee, dat spijt me niet. Want de kat maakt deel uit van een harem die we delen maar nooit bezitten. Groet meteen de talisvrouwen aan uw zijde. Kijk. Met de ene deelt u de zachte krullen, met de andere de vederlichte streling die door mijn haren waait.

Toegegeven, ik had me u anders voorgesteld. Zelfs mijn vlijmscherpe intuïtie kon zich vooraf geen beeld vormen van uw contouren. In mijn wildste dromen dacht ik dat u een vrouw zou zijn, met deinende borsten en zoetgeurend vel. Maar nu u er bent, herken ik u glashelder. U heeft een hart dat op het mijne lijkt. Wat zijn we mooi samen. Open uw hand. Kijk hoe een vogel opstijgt. Kijk ook hoe de vlinder landt. Hoe zijn vleugels zich openvouwen en weer sluiten. Als ademhaling. Ritmisch. Geven, nemen. Of beter: schenken, aanvaarden. Liefhebben en bemind worden.

Ja, u begrijpt het goed. Ik ben niet lui, wat dacht u wel? Ik zal me niet zomaar laveloos drinken aan uw gezangen. Ik schrijf niet voor niets mijn eigen wetten bij elkaar. Af en toe zal ik u streng toespreken. Maar vaker zal ik zingen, op zoek naar de toonhoogtes om elke dag meer van u te houden. Echo: meer van u te houden. Meer van u te houden. Ik leg de eerste letter van uw naam steeds weer op tafel. Glans. Mensen zullen versteld staan hoeveel woorden er gevormd kunnen worden met die weerbarstige letter. Mysterieus en rond, met een krul onderaan. Of een stokstaartje dat stijf staat van verwachting.

Beste muze, we spreken elkaar later vanavond. Om middernacht bijvoorbeeld. Ook al twijfel ik niet aan ons verhaal, ik moet mijn woorden even sparen. Om meer van u te houden.

Adem in, adem uit,
Je Marie

P.S. Het is geen kont trouwens, maar een poep.
P.P.S. Ik mag mijn tongval niet verloochenen. Wen er maar vast aan.
P.P.P.S De soundtrack van dit bericht? De stilte.

dinsdag 8 mei 2012

Introductie

Het is al een tijdje stil. Omdat ik in een ver land bij mijn vader was en omdat dat heel bijzondere dagen waren. Maar ook daarvoor was het stil. Oorverdovend stil, overdonderd muisstil. Ik vroeg om een muze en ik kreeg jou. Ik las voor het eerst het ‘bericht aan mijn toekomstige’ aan een publiek voor. Je ademde op een meter afstand en kwam me daarna in het donker kussen. Drie weken later lig je hier. Ik schrijf, jij slaapt, alsof niet ik maar jij net de halve wereld over bent gevlogen. Je ligt hier, alsof het logisch is dat ik je na die weken van stilte zo introduceer. De man die er altijd al was, de man die op zijn rug slaapt alsof de hele wereld met hem slaapt. De ene hand heb je op je hart gevouwen, de andere raakt me zachtjes aan terwijl ik letters tik. Je slaapt met een glimlach op je lippen. Je lach, het broertje van de mijne, waarmee ik die eerste avond naar huis fietste en die sindsdien door al het verdriet opwelt en om vertrouwen vraagt. Een lach als een kus. Een kus als een huis. Een huis als een liefde. Een liefde als een leven.

Sinds we zo lachen, ben ik meer dan ooit een magneet voor verhalen. Mijn hart is open en wat een maand geleden nog een open wonde leek, mag nu alweer een spiegel zijn. Ik kijk. Ik zie je. Je bent mooi. Zorro ben je niet. Don Quichotes zwaard komt nog niet aan jouw hielen. Je komt uit het land van de windmolens, maar in jouw bloed zingen klinkers uit de verste uithoeken van de wereld. Toen je voor het eerst zo bij me sliep, ongedwongen op je rug, alsof er geen pen was die jou hongerig wou beschrijven, vroeg ik waaraan je dacht. ‘Aan Lullaby van Brahms’, zei je, ‘en aan alle vliegtuigen die elkaar op dit moment kruisen in het luchtruim.’ Twee seconden later sliep je weer en ontsnapte uit je keel een geluid, dat vrees ik echt van jou is. Het was meteen de eerste zonde die ik je met heel veel liefde heb vergeven.

Populaire berichten