woensdag 3 oktober 2012

Brief aan de herfst (of aan mezelf)


Liefste herfst,

Hoe vaak heb ik de voorbij vier jaar naar u geluisterd? Mijn oren gespitst, in de hoop in de verte de vleugelslag van deze brief te ontdekken. Maar de vogels vertrokken naar het zuiden en lieten in hun vlucht geen woorden los. Ik bleef al die jaren ademloos achter.

Logisch, denk ik nu. Maar het is makkelijk om achteraf te weten waarom iets loopt zoals het loopt. Op uw brief moest ik bijna vier jaar wachten omdat een brief aan u ook een brief aan mezelf is. En wat vind ik dat moeilijk. Sprookjesfiguren terechtwijzen? Een makkie. Anderen een spiegel voorhouden? Zit in mijn natuur. Maar aan mezelf schrijven? Dat is een ander paar mouwen.

Nochtans ben ik u. Ik werd in uw schoot gebaard en geniet elk jaar opnieuw volop van de noten, zwammen en wandelingen die u met u meebrengt. Ik hou van uw onbestemdheid. Deze onbestemdheid deelt u met de lente, maar ze is van een andere, meer gewortelde aard. Dat heb ik dit jaar meer dan ooit mogen ontdekken. Want in één jaar kreeg ik uw twee broers en uw ene zuster in hun meest karakteristieke gedaantes over de vloer. Ze plaatsten zich tegenover me aan tafel en keken me diep in de ogen. Ik hoop dat ik deze keer echt hun lessen heb geleerd.

Om te beginnen de winter. Wat was het koud en gebruikte ik de foute zinnen. Ik verloor al het vet rond mijn botten, lag in de sneeuw te schreeuwen en dacht dat niemand me hoorde. Toen ik weer opkeek, voelde ik zachte handen op mijn schouders. Talisvrouwen, telkens weer. Ze troostten me, wakkerden het vuur aan, gaven me warmte en kracht.

Toen ik in de lente wat aangesterkt was, kwam er een wervelwind voorbij. Daar was de zon! Daar was een huis dat de hoop heette en dat me even liet vergeten dat hij die ik het liefst zie sterven zal. “Gemaskerd in vederlichte dromen blijft u even genadeloos als andere seizoenen. Ga nooit intens houden van wat nog aan zichzelf twijfelt.” Ik hoorde de echo in mijn achterhoofd. Maar het was toch leuker om de muziek wat luider te zetten en nog een keer het glas te heffen. Op grote woorden die loos bleken te zijn. Op vlinders, op hij die vrienden probeerde te worden met mijn intuïtie maar daar roemloos in faalde.

De zomer die volgde was kort. Ik besefte dat ik geen wind in mijn zeilen nodig had, maar een stevig anker. Dat bood de zomer niet. “U was als een onhandige minnaar die met de ogen naar binnen gekeerd mijn lijf ontkent en daarbij zichzelf. Hij die nadien nog stamelt ‘ik wil je hart niet breken’ en weer wegloopt. U bent als de harde regen op mijn dak. Hoeft het echt zo theatraal? Dit lawaai staat u als keizerskleren. Het staat u niet.”

Toen kwam u. Ik keek in de spiegel en sprak af om met u wat vaker te huilen. Want deze verkramptheid, deze obsessieve herhaling, zij staan mij niet. Dus herfst, draag mij. Waai mijn bladeren weg tot fijne twijgen overblijven die zijn zoals ze zijn. Schenk me eenvoud, een pruttelende schaal in de oven en het gespin van de kat op mijn schoot. Zing mijn vrienden toe, mijn talisvrouwen. Schrijf hun dat er weer een koude winter komt. Gebruik mijn stem om ze te vertellen dat ik ze nodig heb.

Herfst, ik hou van u.

Marie

P.S. Uw portret werd geschilderd door A., die eerder dit jaar ook een brief van me kreeg.

2 opmerkingen:

Uvi zei

Dag Marie,

niemand kan schoner sterven
dan de herfst ...
laat ons dan maar lang blijven leven ...
hem plagiëren heeft geen enkele zin.

Soet zei

Marie dit is zo zo zo schoon

Populaire berichten