vrijdag 14 september 2012

Het droeve verhaal van Kwepelsteeltje


In een land hier heel dichtbij woonde er een bloedmooie prins die Kwepelsteeltje heette. Kwepelsteeltje had op heel veel plekken gewoond en kon dus ook talloze bijzondere verhalen vertellen. Hij had met de antilopen geslapen, was voor de eerste vrouw in zijn leven een ijskoude zee overgestoken en aan de voet van de Akropolis had hij zachte liedjes voor de krekels gezongen. In de loop der tijd was zijn stem wat schor geworden. Zijn ogen waren steeds vaker bloeddoorlopen en zijn bruine krullen verloren hun volume.

Maar hij bleef betoverend. Zijn haren waren nog zo zacht dat het moeilijk was om ze niet aan te willen raken. En zijn irissen waren van het bijzonderste blauw dat je ooit gezien had. Werkelijk iedereen wilde in Kwepelsteeltjes buurt zijn. Dus werd hij overladen met fijne cadeautjes en aandacht. De champagneglazen klonken constant. Proost! Dat zo’n bijzondere prins uitgerekend hier wilde wonen, in een land dat grijs en grauw was en niet meer te bieden had dan een uitgekiende handelsmentaliteit en stevige melkkoeien in de wei. Dat moest gevierd worden, elke dag opnieuw.

Kwepelsteeltje had van zijn vader, die zonder kleren maar met stevige hand het land regeerde, niet enkel een huis maar ook een mooie, denkbeeldige kleerkast gekregen. Elke dag opnieuw stapte Kwepelsteeltje uit bed voor het donker werd en liep hij naar de kleerkast. Hij trok een wit pak aan of gespte een armband rond zijn prachtige polsen. Vaak tooide hij zijn haardos met een zelfverzonnen strooien hoed. Hij testte een grassprietje tussen zijn tanden uit of tuitte zijn lippen even voor de bedompte spiegel in zijn badkamer. Steeds voor hij de stad in trok, stak hij zijn tong uit naar de spiegel. Daarbij sperde hij zijn ogen open als een razende gek. Die stevige, dikke tong was zijn handelsmerk. Net als de initialen die hij onder elke liefdesbrief pende: 'Kw’. Het stond stoerder dan zijn echte naam, vond hij. Zo dacht hij ook over zijn tong. Je kan ermee liefhebben, je kan er de hele dag door duizenden koosnaampjes mee uitspreken, maar uiteindelijk ben je toch het stoerst als je ze uitsteekt.

Als hij het plein vlakbij zijn huis overstak, waren er altijd wel mensen die zijn naam riepen. “Daar loopt Kwepelsteeltje, de mooiste jongen van het land!” Ze vroegen of ze aan zijn ranke hals mochten ruiken en in zijn schouders mochten knijpen. Kwepelsteeltje liet het allemaal begaan. Hij werd graag aangeraakt, raakte in de war van al die mensen en verhalen en voelde zich het best als hij in de massa kon verdwijnen. Of dat dacht hij en als hij even anders vermoedde, duwde hij die gedachte snel weg. Zo lang hij die strooien hoed had, de armbanden en de vedertooien, kon niemand hem wat maken. Wat hij niet wist, was dat de mensen hem allemaal naakt zagen. Van zodra hij de hoek om was, gniffelden ze: “Die Kwepelsteeltje toch. Hij denkt dat we niet zien dat hij naakt is. Heb je dat gezien, dat zelfs zo’n mooie prins wat pukkels op zijn poep heeft?” De schaterlach van de massa weergalmde over het plein. Maar Kwepelsteeltje hoorde het niet. Hij stak zijn tong uit naar de winkelramen die zijn schoonheid weerspiegelden en liep vrolijk verder. 

Op een dag kwam Kwepelsteeltje dronken, dol en dwaas in een grote zaal aan. Hij kende deze plek als zijn binnenzak. Maar vandaag was er iets anders, wat meteen zijn aandacht trok. In het midden van de zaal stond een kleine spiegel. Het statief bestond uit een ivoren ruggengraat. “Dag spiegel,” fluisterde Kwepelsteeltje, “wat bent u uitzonderlijk mooi.” “Niet waar,” zei de spiegel, “ik ben wel mooi, maar niet zo bijzonder mooi als jij. Wel ben ik uitermate mooi bijzonder.”

Kwepelsteeltje stak zijn vinger uit en gleed er zachtjes mee over het kille oppervlak. De spiegel rilde. “Niet doen,” zei ze. “Waarom niet?” vroeg Kwepelsteeltje. “Ik vind je mooi en ik wil je aanraken.” De spiegel schraapte haar keel en vroeg hem zachtjes om nogmaals te kijken. “Wauw,” riep Kwepelsteeltje uit, “heb ik echt zo veel gedronken? Ik zie mezelf wel twee keer staan!”

De spiegel maande hem tot stilte aan en vertelde rustig waarom ze zo bijzonder was. Wie in haar keek, zag wie hij was en wie hij kon worden. Wat wel een beetje vervelend voor de spiegel was, was dat ze zelf even duidelijk beide spiegelbeelden zag. Ze wisselden elkaar af als een flikkerlicht en ze wist nooit zeker wie de persoon zou worden als hij even niet meer in de spiegel keek. Toch waren al veel mensen, vooral mannen, betoverd geraakt door de spiegel. Een Grijsaard, een Grote Boze Wolf. En elke keer was het flink misgelopen. Vandaar de blutsen aan haar rand en de barsten in het glas. Jarenlang had Peter Pan voor de spiegel zijn glimmende, witte tanden gepoetst. Dat was een heerlijke tijd geweest. Maar toen hij in de spiegel had gezien dat hij de oorlog in moest, had hij haar verlaten.

Kwepelsteeltje kreeg een brok in zijn keel van al die droevige verhalen. Zo’n bijzondere spiegel, die wou je toch niet stukslaan? “Je steekt je tong niet naar me uit!” zei de spiegel. “Nee, dat klopt, daar heb ik helemaal geen zin in. Ik wil eeuwig naar je kijken. Maar… ik heb een geheim.” “Dat weet ik, dat je een geheim hebt”, antwoordde de spiegel. Zij wist alles in een oogopslag en had meteen gezien dat Kwepelsteeltje niet zo flink zijn tanden poetste. Ook zijn prachtige ogen zagen er moe uit. “Wil je me over je geheim vertellen?”

Plots werd Kwepelsteeltje boos. “Welk geheim, ik heb geen geheim!” “Maar je zei net zelf…” “Niet waar,” riep Kwepelsteeltje, “ik zei dat ik me bij jou krachtig voel en bij mezelf ook, ik heb helemaal geen geheim! Iedereen kent mijn naam en ik woon niet bij een spinnenwiel!” En hij drukte zijn prachtige lippen op de spiegel, streelde haar oppervlak tot ze huiverde. “Wauw,” zei hij verwonderd… “een spiegel die kippenvel krijgt. Ik heb al veel gezien in dit leven, maar dat nog nooit. Wat ben je prachtig. Zullen we samen kinderen maken?”

“Dat is een beetje moeilijk,” zei de spiegel. “Als een prins en een spiegel kinderen willen krijgen, moeten ze flink hun best doen. “Kijk me eerst nog maar een paar maanden goed aan. En dan niet naar mijn omlijsting, maar naar het midden, daar waar je je eigen blauwe ogen ziet.”

Kwepelsteeltje vroeg aan de spiegel of ze mee naar zijn huis wilde komen. Ze twijfelde even, want ze zag de bloeddoorlopen ogen en vermoedde sigarettenpeuken onder zijn bed. Maar toen zag ze ook een berglandschap en een vinger die tergend traag over haar ruggengraat ging. Ze besloot met de duistere prins mee te gaan en luisterde nachtenlang betoverd naar het gegrom dat uit zijn leeuwenkeel opsteeg. “Wat een gevaarlijke, maar prachtige prins,” dacht ze. “Ik heb al veel gezien in dit leven, maar met hem kan ik wel heel bijzondere verhalen vertellen.”

Toch bleef ze erg op haar hoede. Zijn geheim bleef als een mistbank tussen hen in staan die alsmaar voller werd. En hoewel ze hem verschillende keren op het hart drukte dat hij haar alles kon zeggen, omdat ze toch alles zag, perste hij steeds vaker zijn zachte lippen op elkaar. Verschillende keren probeerde ze het hem uit te leggen. Dat de gevaarlijkste geheimen die geheimen zijn, waar heel de stad over fluistert. De geheimen die iedereen kent, maar niemand uit durft te spreken tegen de persoon die het geheim bewaart. Ze besefte ook dat Kwepelsteeltje zijn eigen geheim zo vreselijk vond, dat hij het op geheimzinnige wijze steeds probeerde te vergeten. Dus werd het steeds mistig toen hij in zijn bijzondere spiegel keek. Het beeld van wie hij kon zijn, werd vager en vager. Terwijl in het begin het hele universum zong als hij zijn bijzondere spiegel streelde, werd hij nu bozer en bozer. Want de spiegel bleef maar over dat geheim zeuren. En zelfs als ze doodstil was, zag hij in zijn gespiegelde ogen wie hij wel wilde, maar niet durfde zijn.

Hij keek steeds vaker weg. Dat merkte de spiegel natuurlijk. Op een dag zei de spiegel: “Het geheim of ik.” Kwepelsteeltje huilde zoals hij nog nooit gehuild had. Hij zei dat hij er thuis over zou nadenken en liet de spiegel onbedekt staan. Thuis liep hij vliegensvlug langs zijn bed naar de badkamer. Daar liep hij naar de badkamerspiegel, de doodnormale spiegel die hij jarenlang gebruikt had. “Hé, spiegel,” riep hij. “Ik heb een andere spiegel leren kennen, die zegt dat ik een geheim heb. Wat denk jij?” De spiegel zweeg. Hij vroeg het nog eens. De spiegel spiegelde. Eén beeld. Een strooien hoed, getuite lippen. Kwepelsteeltje keek tevreden naar zichzelf. “Zie je wel, dat ik geen geheim heb.” Hij besloot zijn tanden nog eens te poetsen. Dat was tenslotte al lang geleden. En witte tanden komen van pas, als je een heerlijk frisse vrouw bij haar nekvel wil grijpen. Dat hij er ooit aan had gedacht kinderen te maken met een spiegel. Hij stak zijn tong uit.

2 opmerkingen:

Hans zei

Een mooi soort Narcissus en een spiegel met ruggengraat. Ik moet hem nog eens herlezen.

Heb ik niet eens ergens gezien dat je een optreden in Nuenen zou doen? Kan het zo niet terugvinden.

Marie zei

Ik weet niet eens waar Nuenen is, dus ik vermoed dat het een vileine roddel is ;-). Vandaag opgetreden op een festivalletje in Gent, en op 26 november volgt een langere voorstelling in de Roode Bioscoop in Amsterdam.

Populaire berichten