zaterdag 31 maart 2012

Rauw (voor zover)

De pijl die omkeert en de letters vreet, lijkt een stilzwijgend ritueel. Wat we samen hadden is te tastbaar voor dit blad. Een schaterlach, de gek met snor en jasje zonder mouwen. Hoe hij naar het water liep, op zijn tellen terugkeerde en zich in onze nabijheid al snel veilig voelde. (Zoals het meisje met de pop, de kat die uit alle buiken de jouwe koos, de hond op het plein mijn handen). Gek bleek hij allerminst, misschien wel net als jij en ik vooral bijzonder. Of zeg ik het verkeerd, zijn we als de vreemdeling die zomaar tussen ons in paste, een boei in onze hemelsbrede zee en stuitende gelijkenis?

Sinds je wegging, valt het me makkelijker om het slot een kwartslag te draaien. Zonder regen geen roest. Ik vergat je te vragen wat het beste werkt, met of tegen de wijzers? Vermoedelijk maakt het niet uit. Wat onthield ik nog meer? Dat ik onder die broek een string moet dragen, niet mag vloeken, mijn oren open moet houden en niet in herhaling mag vallen. Dat laatste valt me zwaar. Net als de herinnering aan hoe jij geruisloos in mij schoof.

Het is niet dat ik zonder jou nog minder weet. Al sinds de hagel op het strand – of eerder nog, de gestapelde lijven in de kuil – durf ik niets zomaar te vertrouwen. Ook voel ik niet minder. Mijn hart is boordevol, mannen lopen er in stilte de kantjes vanaf maar ook in zijn eentje blijft het kloppen. En als ik echt naar de loopgraven moet, vind ik vast wel een bondgenoot zonder hoofdpijn of fantomen in zijn borstkas.

Ik droom nooit over je. Groeten uit het land waar het brood vooralsnog voedzaam is.

Geen opmerkingen:

Populaire berichten