Buiten is het grijs. Ik heb de verwarming niet aangedraaid, want ik wil niets anders dan in de kilte schrijven, in stilte de ramen lappen en tussendoor de kat aaien. Naar ‘Diamonds and Rust’ luisteren en Simon Vinkenoog horen zingen over manieren om te vluchten.
‘Tederheid’. Het is een woord dat de laatste twaalf weken door mijn hoofd blijft spoken. Er verongelukte een bus twaalfjarigen vannacht. Kaarsjes worden virtueel aangestoken. De media pakken uit met schermgrote foto’s van gestampt metaal. Ik kan niet anders dan de twaalfjarige in mezelf voelen roeren. Die naar ‘Heart-shaped box’ luisterde en uit pure baldadigheid het tuinhuisje in elkaar stampte. Mijn ouders vroegen me verschrikt waar het geweld vandaan kwam. Ik wist het niet. Het had iets te maken met de dood van Kurt Cobain, maar nog meer met het kind in mij dat met stuiptrekkingen aan het sterven was en dat ik in leven wilde houden. Het had te maken met de zinloze kloof waarin ik me bevond. De scheur tussen metershoge boekenkasten vol beloftes en een harde werkelijkheid, waarin ik gepest werd om mijn meter vijftig en gebrek aan borsten. Het gapende gat tussen de geborgenheid van het ouderlijke bed en het gebodsteken dat zo alomtegenwoordig was in de volwassen wereld.
Als ik er zo over nadenk, vrees ik dat ik sinds mijn twaalfde aanzienlijk minder tedere momenten heb meegemaakt. Gebaren waarin elk verwijt of verleden wegvalt. De blik waarmee je dwars door ogen heen kijkt en elke vierkante nanometer die je onderweg tegenkomt wil troosten. Ik schrijf wel veel over tederheid. Maar tegelijkertijd zijn ze zo vreselijk schaars, die momenten. Een vriendin die een stukje verdriet uit mijn rug masseert. Een kat die de tranen van mijn wangen likt. Is de man die pas nadat hij je hart brak uit kan spreken dat hij van je houdt teder? Het antwoord op die vraag ligt niet in mijn handen, maar in het bonkend geklop van zijn hart dat aan het hoofd vraagt plaats te ruimen.
Mijn gedachten gaan uit naar Stijn. Stijn was zeven en leed aan een dodelijke spierziekte. Ik was twintig en stopte hem in bed. Op de bedrand verzon ik verhaaltjes. Hij kneep steeds harder in mijn hand. Ik vertelde verder, bedacht nog drie prinsessen die hij nooit zou leren kennen. Vlak voor zijn greep verslapte, ging hij rechtop zitten en zei luid en duidelijk ‘Dit is het mooiste moment uit heel mijn leven.’ Toen legde hij zijn warme wang tegen mijn bovenarm. Een paar jaar later hoorde ik dat hij gestorven was. Ik ben niet naar de begrafenis gegaan. Hij is waarschijnlijk twaalf geworden. Dat weet ik niet zeker. Maar wel dit: hij was ontzettend wijs en zonder angsten. En teder.
woensdag 14 maart 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Populaire berichten
-
Woord vooraf: Deze brief kreeg de meeste reacties ooit op Huiverinkt, maar nooit een antwoord van de geadresseerde. Uiteraard werd ik op Gee...
-
Bepakt met een tas vol poëzie verliet ik gisteren de pendelbus die me naar het festivalterrein van het uitverkochte Beyond-festival in...
-
Lieve papa, Je weet dat het voor mij niet moeilijk is om woorden te vinden. Wel om ze te schrappen. Wat vertel ik nu? Voor een...
-
Op mijn bureaublad staan twee gedichtenmappen: 'Klaar ofzo' en 'In progress'. Spijtig genoeg is de laatste map veel groter d...
2 opmerkingen:
pakkend teder
Ik ben hier veel te lang niet geweest.
Ik kom weer vaker, je hebt me weer gegrepen.
Een reactie posten