zaterdag 24 maart 2012

Brief aan A. (zonder modder)

Beste A.,



Je ‘liefste’ noemen in de aanspreking zou net iets te ver gaan. Ik heb al afwijkingen genoeg. Laat de laatste afwijking van vandaag een brief aan jou zijn. Nee, je bent mijn nieuwste plaatsvervangende schaamte niet. Jij gaat al meer dan vijf jaar mee, op de achtergrond weliswaar. Je stilte stelt nooit teleur en als je haar subtiel doorbreekt, doe je dat waardig, als een dame die over de zwart-witte tegels van het houten bord schrijdt.


Weet je dat ik je zelf heb aangeduid, toen de Grote Boze Wolf mijn woorden stal en er de brieven die hij jou stuurde mee versierde? Hij had me eerder bedrogen met een meisje dat op een beroepsschool voor schoonheidsspecialiste of kinderverzorgster studeerde. Toen hij een seizoen later met hangende pootjes kwam aanwaaien, maakte ik de fout hem terug te nemen. Het werd enkel nog erger. Ik was verontwaardigd over mijn tegenstandster. Hij bleef het arme kind verdedigen, terwijl hij benadrukte dat ze niks meer voorstelde dan een reactie op mijn belezen betweterigheid. In die tijd dacht ik nog dat ik mijn zogenaamde tegenstandsters kon overtuigen iets niet te doen. Dus ik waarschuwde haar voor zijn rusteloosheid. Het was de tijd waarin ik verbeten les gaf over de oorsprong van de metaforen in ‘Jolene’ en ze terugleidde naar Petrarca en Shakespeare.

Ik herinner me nog waar ik zat toen ik zijn aandacht vroeg. Op dezelfde site waarop ik geschrokken de barslechte gedichten van de kinderverzorgster las en naar foto’s van haar hond en paarden keek, zag ik jou. Je naam rijmt op Jolene. Ik zei hem dat je schoonheid zeldzaam breekbaar was in de virtuele snoepwinkel. Ik weet tot vandaag niet of hij toen al met je sliep of dat we ondanks alles af en toe dezelfde smaak in vrouwen hadden. Was het toeval, achteloze intuïtie of inspireerde ik hem op een ziekelijke manier? Weet jij het?



Ik heb me tegenover jou niet misdragen, toen het later definitief uitraakte en ik hoorde dat jij mijn plek in bed had ingenomen. Wat kon ik je verwijten? Ik had hem drie jaar eerder ook bij een ander weg geroofd. Mijn komst bleek haar verlossing te worden. Toen hij jou (of jij hem?) nog wat maanden later verliet, was de triomf dus klein. Vandaag kijk ik nog af en toe naar je foto’s. Ik ga op zoek naar de dochter van mijn kat. Je maakt nog steeds poëtische foto’s van stenen en scharnieren. En op je nieuwste foto’s pronkt nu een mooie man met een Griekse naam.



Nu is er weer een A. Ik zag haar één keer op een feestje. Ze kleefde aan Peter Pan. Omdat hij zo mooi en klein is, wordt hij wel vaker van de grond getild door meisjes. Nothing to worry about. Maar nu voelde ik meteen dat het anders was. Ze hield haar hoofd schuin en lachte niet toen we aan elkaar werden voorgesteld. Hij raakte me die avond pas aan na een dronken uitbarsting. Ik noemde het zeldzame jaloezie. 
Maar dat was het niet, begrijp ik nu.

Het was intuïtie. Ik voorvoelde wat hij nog niet wist. Zag hem in haar armen weer transparanter worden. Het zonnekind dat hij zo graag wil blijven. Kan ik het hem verwijten? Diezelfde straling maakte dat ik vijf jaar geleden verliefd op hem werd. Een heuse verademing na de Grote Boze Wolf, dat begrijp je wel. Maar die lichtzinnige vrolijkheid, die hij in haar buurt weer uitstraalde, heeft een houdbaarheidsdatum. Wanneer ze in contact komt met wat in het leven naar je strot grijpt, is het een kaartenhuis. Van onbeschreven, blanke kaarten.

De nieuwe A. heeft net als ik Slavische trekken en een bloesje met bloemenmotief, dat hij misschien ooit met dezelfde minachting uit haar kleerkast zal plukken. Ik vermoed dat ze geen slechte gedichten schrijft, maar evenmin foto’s van scherven maakt. Verder probeer ik niet te veel vragen te stellen. Enkel te constateren dat bepaalde gebeurtenissen zich blijven herhalen. En dat het subtiele verschil ertussen je dwingt om telkens opnieuw de juiste positie te vinden tegenover wat je voor de kiezen krijgt. Wat een evenwichtsoefening. Mijn spieren trillen van inspanning.

Er kan maar één A. zijn. Dat was jij. Misschien ontmoet ik je ooit, op een zweterig feestje in Brussel bijvoorbeeld. Je zal dansen voor een kast waarin kunstboeken staan en halflege wijnglazen die op de rand balanceren. Dan hoop ik dat je Griek in je buurt is en dat hij mooi beweegt. Speel je hem dan even aan me door? Ik zal een kleine kus van zijn lippen stelen en je over zijn schouder een knipoog geven. Niet minder, niet meer. En ’s avonds zal hij weer de jouwe zijn. Nog voller dan voorheen.

 Maar beloof me één ding: als je die mooie Griek van je wil houden, vertrouw dan enkel de vrouwen die samenzweerderig naar je knipogen. Zij die je blik ontwijken, zijn niet meer dan de val waarin bange mannen vol overgave vallen.
 Jongens die, naast hopeloos verloren, ook een redder in nood willen zijn.

Zo, dat is er uit. Ik kruip terug in het hok waar ik mijn hart bewaak. In mijn volgende stukje probeer ik de wereld weer iets te verbeteren, beloofd.



Knipoog,

Marie

P.S. Voor jou. Er zaten Grieken in het publiek, vandaar het Engels.
P.P.S. Vannacht over hem gedroomd. Dat ‘uitzweten’ valt soms flink tegen. Maar er zijn genoeg vezels vrij van hem, dat wel.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik voorvoelde wat hij nog niet wist.....

Hoe naïef

Marie zei

@Anoniem: Het is wel erg laf om uitgerekend zo'n opmerking anoniem te maken.

Populaire berichten