Dag lieve papa,
Ik groeide op met het verhaal dat het menselijk lichaam voor 80 procent uit water bestaat. Altijd al een bevreemdende gedachte gevonden die maar niet concreet werd: bedoelde men met ‘water’ niet eerder ‘bloed’ of ‘plas’? Wat met al dat vet, de organen, de botten? Als iemand doodziek wordt, is het water in het zieke lijf dan ook ziek? Kunnen we dan voor het water liedjes zingen, zodat de moleculen veranderen en het water beter wordt, waarna het lijf volgt? Hoeveel water bevatten sprookjesfiguren? Zijn verhalen vloeibaar water, met de kracht om het diepste punt van onze ziel te peilen?
(En waarom verschijnt er tijdens het tikken een rode lijn onder het voegwoord ‘als’ – alsof de spellingscorrector veronderstelde dat mijn ademhaling bijna tien jaar later nog steeds hapert ALS ik een zin begin met de vreselijke ziekte?)
Deze vragen komen van iemand die nauwelijks interesse heeft voor anatomie – tenzij een dierbaar iemand heel ziek wordt - en ternauwernood liever filosofeert over het stromen van emoties. Dat wij voor bijna 100 procent uit emoties bestaan, heb ik altijd duidelijk gevoeld, al slaagde ik er nooit in een rigide onderscheid te maken tussen voelen en denken. Denken aan jou doet me soms lachen en vaker ook nog heel veel zeer. Enfin, toen ik die waterkwestie net even opzocht, bleken opgetrokken wenkbrauwen terecht te zijn. Het percentage water in het menselijk lichaam is zeer controversieel en werd de laatste jaren flink naar beneden bijgesteld.
Je oudste kleinzoon wordt in januari vijf jaar. Hij koestert de laatste tijd een heilige fascinatie voor alles wat ‘symmetrisch’ is – het bijhorende zelfstandige naamwoord ‘symmetrie’ vindt hij vooralsnog abstract en schuift hij liever opzij. In de praktische zin heeft hij een punt – van zodra we voorbij de logica van computers kijken, toont onze menselijkheid zich niet in symmetrie of geruststellende gelijkheid, maar eerder in het afwijken. We houden van symmetrische gezichten, van vakjes en hokjes om zaken bevattelijk te maken, maar het is juist de afwijking die zorgt dat we geen pop zien maar een mens. Ook het grensoverschrijdende maakt ons mens: laakbaar, angstig, moedig, nietig en groots tegelijk. Ik klim uit een diep dal van slijm waarin ik twee weken muurvast zat en heb de laatste weken vaak wanhopig teruggedacht aan de dagen dat ik buikgriep had en tussen het rennen naar het toilet verder moest met jouw verlamde lichaam optillen en door de kamer dragen. Zorgen voor een drukke, wakkere kleuter terwijl je ziek bent: het komt soms in de buurt van het grensoverschrijdende dat in de kern liefde heet.
Hier in Nederland wordt je kleinzoon overspoeld met sinterklazen en fantasieloze roetveegpieten. Op school kijken ze elke dag tijdens het bammetjes eten steevast het kitscherige Sinterklaasjournaal. De grote halfzus gaf hem een advent kalender met chocolaatjes die de kindertjes tijdens het aftellen tot pakjesavond op 5 december zoethouden. Om de zoveel dagen vind je een QR-code achter het kartonnen klepje, dat leidt naar een kunstelig, knutselig promofilmpje van de supermarkt.
Ik heb regelmatig veel zin om de leugen te doorprikken. Maar die ogenschijnlijk kleine prikbeweging zou mogelijk een veel grotere bubbel kapot laten springen. Het voelt zo vroeg om hem nu al lastig te vallen met het benoemen van al die verzonnen verhalen, al die geconstrueerde hokjes en arbitraire matrices waarin wij menselijke wezens onze identiteit en relaties tot elkaar en de wereld vorm trachten te geven. Toch doen we het elke dag opnieuw, die prikjes uitdelen, met mondjesmaat, met een beetje realiteitszin en vooral veel ruimte voor de verbeelding. In de eerste plaats ook in onze eigen bubbels. Hoe vertellen we hem immers dat de planeet voor de mensheid en zeker voor zijn nakomelingen onleefbaar wordt? We houden liever nog even de leugen vol dat Sinterklaas bestaat en dat pietjes hun nageltjes in alle kleuren van de regenboog mogen lakken zonder dat ze raar gevonden worden.
Speaking of: ik schreef een cynisch wiegenliedje voor onze voetbalhelden, maar tijdens de tweede helft van Nederland tegen Ecuador mocht je kleinzoon frietjes en appelmoes eten terwijl hij naar reclamefilmpjes op YouTube keek en zijn ouders naar het grote scherm. Ik kan dus niet anders dan toegeven dat ik met een half oog en onderkoeld enthousiasme naar de wedstrijden van de Rode Duivels en Oranje kijk. Grensoverschrijdend, laakbaar, menselijk. Nee papa, WK’s kijken is absoluut niet meer wat het vroeger was. Dat lijkt me vooral een goede zaak. Er wordt meer shit zichtbaar achter pracht en praal en miljardenspektakels.
Het is wel een zware taak om tijdens het afpellen de laagjes dubbele moraal en blinde, witte vlekken niet te vergeten – ik blijf nieuwsgierig hoe jij dit had aangepakt, in welke mate je je had vastgeklampt aan de privileges van de witte, gepensioneerde professor en dat je had geklaagd over een wereld die in jouw beleving schudde op zijn grondvesten, waardoor je je voordien heldere plek niet meer zag. Ik vermoed echter dat je behoorlijk zou meebewegen: zo flexibel schat ik je wel in. Je was altijd wel in staat om de relatieve nietigheid van je bestaan in te zien, naast de grootse kracht van liefde.
Je zou gisteren 77 geworden zijn, je werd maar 67. Het besef dat je nooit je schoonzoon en kleinkind hebt ontmoet, is bijna tien jaar na je dood het grootste verdriet. Ik vermoed zelfs dat je rustiger was gestorven, als je wist dat je beide dochters in zulke warme handen terecht zouden komen. Ik heb je de laatste jaren vaak vergeleken met mijn man, maar de laatste tijd springen de tranen me vooral in de ogen, als ik voel hoe met de komst van mijn zoontje ook herkenbare energie van zijn grootvader is meegekomen.
Een paar dagen geleden nam hij een tekening mee naar huis: een kleurloos en lachend pietje dat enkel uit contouren bestaat. Hij heeft een rechte borstkas, korte rechthoekige armpjes zonder handen en twee blokvoeten op dunne lijntjes. Een wuivende veer op zijn pietenmuts, wat vaag haar dat onder de muts steekt, niet symmetrisch. Het is een zeer atypische tekening voor hem, thuis tekent en bouwt je kleinzoon het liefst symmetrische patronen en constructies. Figuratieve tekeningen interesseren hem niet. Hij tekent abstracte schatkaarten en vraagt ons doolhoven te tekenen, waar hij vervolgens tot zijn teleurstelling slechts kort in verdwaalt.
Jouw screensaver bestond jarenlang uit een wervelende dans van fractalen. In mijn poëziealbum was jij steevast diegene die de meest geometrische tekeningen maakte – ik vond ze een tijdje wat gênant, die staaltjes wiskunde tussen kwezelige rijmpjes en zeemzoete tekeningen van pastel. Heb jij ooit geprobeerd om een doolhof te tekenen? Dat is echt vreselijk moeilijk, papa. Zeker als je voor 90 procent uit slijmerig water bestaat. Ik beet op mijn tong toen je kleinzoon gisteren driftig vroeg om een heel ingewikkelde doolhof. Lieverd, wilde ik hem zeggen, door jou te verwekken, door jou negen maanden in veel water te dragen en je daarna op het droge te gooien, heb ik je het grootste doolhof mogelijk geschonken. En wacht maar... tot je mensen verliest die je dierbaar zijn. Dan worden er plotsklaps tientallen donkere gangen aan de doolhoven in je hoofd, hart en buik toegevoegd.
Je hield nooit van zwemmen, je riposteerde iedere zomer steevast dat je het simpelweg niet kon. Je kleinzoon moet nog op maat gemaakte oordopjes krijgen en dan kan hij het proberen – van water houden en het durven vertrouwen. Doolhoven kun je bedenken. Maar watermoleculen zijn toch van een andere aard. Ze lijken net het leven, voorbij de beredeneerbare constructies.
Heel veel liefs, ik mis je vreselijk,
Marie