Lieve papa,
Je zou vandaag drieënzeventig geworden zijn. Maar je werd
slechts zevenenzestig en het kleinkind waar je zo vurig op hoopte, werd een
kleine vijf jaar na jouw overlijden geboren. Over een paar dagen is hij tien
maanden oud, hij trekt zich op, loopt langs de meubels en kruipt nu stilaan ook
op handen en knieën in plaats van enkel op zijn buik te ‘tijgeren’. Ik denk dat
je ook weerstand zou voelen bij dit woord dat de arts laatst voor zijn laag bij
de grond voortbewegen gebruikte, ik mocht het van haar nog geen kruipen noemen.
Maar waarom heet het dan niet ‘slangen’, of ‘hagedissen’, of een ander woord
dat verwijst naar een dier dat zich onmiskenbaar op de buik voortbeweegt? Als
tijgers sluipen, slepen ze hun zachte buik in de momenten voor de sprong naar
hun arme doelwit misschien even over de grond, maar meestal staan ze stevig op
vier dikke poten. Gekke Hollanders.
In de kast van fruitkistjes die mijn lieve man in elkaar
timmerde en die een prominente plaats in de woonkamer kreeg, staan jouw combats
in de linkerhoek beneden, vlak naast de boekjes van Dikkie Dik en Gonnie en
Vriendjes en Rupsje-nooit-genoeg. Ade trekt ze graag uit de kast en ik laat het dan oogluikend toe dat hij even op de veters sabbelt en met zijn vingertjes aan de
zolen krabt. Wat voor anderen voornamelijk vies lijkt, brengt mij grinnikend troost. Je
bent zo aanwezig hier, kijk maar, je hebt je stoere laarzen uitgetrokken na een
boswandeling waarbij we samen cantharellen zochten. Ik kan ze toch moeilijk ‘kisten’
noemen, want ‘opa’s kisten staan in het linkerkistje’, ook dat klinkt toch niet?
Ik heb altijd van je combats gehouden, volgens mij waren ze
ook al te groot voor jouw kleine maat 39 en ze waren zeker te groot toen ik als
puber naar grunge luisterde, met houthakkershemden mijn prille borsten bedekte
en twee paar skisokken aantrok om met jouw legerlaarzen naar een feestje te
gaan. Ze waren zo authentiek doorleefd, die combats. In je diensttijd trok je
er gelukkig niet letterlijk mee ten strijde, het meest heroïsche verhaal dat ik me
herinner was dat je een keer gepist hebt in het eten dat aan een gehate officier
voorgeschoteld werd. Maar het kan zijn dat ik het verkeerd onthouden heb en dat
uitgerekend jij de soldaat was die niet mee piste, al was je zeker ook niet het
type dat de rest dan zou verklikken. Het is zwaar om te merken dat zelfs de
verhalen die je best vaak verteld hebt, vervagen. Ik kan je karakter steeds
minder goed reconstrueren op basis van wat je in je leven meemaakte en daardoor
ontbreekt het me soms aan verhalen over jou waarin ik zelf ontbreek. Maar er
blijft zoveel gevoel over, zoveel herinnering, zoveel liefde, zoveel samen.
Je kleinzoon huilt boven. Zijn vader
gaat nu naar hem toe om hem in zijn armen in slaap te wiegen. Het lukte mij daarnet niet
met moedermelk of ‘La chanson des vieux amants’ van Brel. Misschien zingt
Frank nog een keer ‘Sweet Baby James’ van James Taylor voor hem. Ik vind het
heerlijk dat ik een kind kreeg met een man die graag zingt. Mijn armhaartjes gaan rechtop staan als ik me herinner hoe je met je warme stem opera
en chansons zong, in huis of in de skilift. Daarnaast vraag ik me nu pas voor
het eerst af of dit een wiegenliedje is dat de grote James voor het kleine kind in hem schreef.
Ik zou het Ade zo graag op tijd willen leren, dat de grootste
kracht in jezelf je vermogen om voor jezelf te zorgen is. Daarbij
begint alles, dat is het oog van de uitwaartse draaikolk die het andere
kracht brengt. Mijn leven veranderde toen ik dat begreep. Nadat ik je elke week verzorgde in de laatste maanden van
je leven, zwaar over mijn grenzen ging door daar bovenop zoveel te werken dat
er nog weinig momenten waren om mijn diepste wanhoop en eenzaamheid te voelen, ging je dood.
Na je dood volgde de bodem. Ik bleef schrijven en zag steeds meer licht. Toen
het licht echt liefde was, vond ik mijn man. Ik moest eerst mezelf vinden. Je
hebt me de aanzet van deze levensles zeker tijdens je leven geleerd, maar je
verdwijnen heeft me de diepe kern ervan laten ervaren.
Ondertussen ben ik fulltime moeder. En ik help mensen. Ik
gids ze naar de wijsheid van hun lichaam, nodig ze uit om te voelen, om te
luisteren naar de meerstemmige gezangen van hun ziel, om te schrijven en
herschrijven en daardoor te helen. Het is een voorzichtige praktijk, in babyslofjes
nog, zacht tijgerend. Ik hoef nog niet te springen, jouw kleinzoon dicht tegen
me aan drukken als hij in de nachtelijke novemberkou aan mijn borsten drinkt, is nog even het allerbelangrijkste.
Soms vervloek ik de resterende enkele ramen in dit
sfeervolle huis. Het huis dat we vorig jaar betrokken, toen ik hoogzwanger was en we samen halsoverkop verliefd
werden op het huis en nog maar eens ons hart mochten volgen. Maar het is niet zo erg, die kou 's nachts: dunne ramen brengen me in de slaap dichter bij de sterren. En van de sterren wist jij altijd al
zoveel meer dan ik. Ik voel me omgeven door jouw wijsheid en als ik zoals de
afgelopen nachten door de volle maan de slaap niet kan vatten, dan probeer ik
deze slapeloosheid om te buigen en rust te vinden in het mysterie van leven en
dood.
Ik kan nog zoveel meer schrijven. Maar is dat nodig? Ik denk
dat je het goed vindt als ik nu even naar boven ga en poolshoogte neem. Als je
kleinzoon slaapt, droomt hij misschien van de grootvader die hij nooit gekend
heeft. Ook dat brengt troost, als ik me dat voorstel.
Ik hou van je lieve papa, bompa, opa van Ade,
Liefs,
Marie
P.S. Ik hoef niet naar boven, Lilith mag op mijn schoot blijven liggen. Het is stil geworden boven. Hij heeft hem in slaap gewiegd, ik heb hem vanavond in slaap geschreven.