Marie Meeusen als Andreas Yperman (foto: Kasper Vogelzang) |
Beste Ietje
Veldman en Jean Tillie,
De aanspreking
van deze open brief had wat sleutelwerk nodig. Ik schreef immers uit gewoonte
eerst de mannennaam neer. Onze taal en omgang zijn zo 'gender biased' – of noem
het gerust fallocentrisch - dat zelfs een feministische docent(e) bij de HvA
zichzelf meermaals per dag op de schrijvende vingers tikt of haar woorden
inslikt en met omgekeerde tong hetzelfde probeert te zeggen. Ik schrijf jullie
uiteraard naar aanleiding van de blote borsten op de cover van Folia, het
tijdschrift dat op jullie faculteiten werd weggehaald voor de open dag voor
aankomende studenten begon.
Ook bij de
faculteit Techniek zou er sprake zijn van gelijkaardige angstreacties, check het overzicht van de gebeurtenissen dat CMR-lid en collega Pieter
Claeys maakte. Een collega bij Communication & Multimedia Design mailde me: ‘De
magazines werden bij ons vrijdagmiddag weggehaald, ik liep er toevallig langs
toen het gebeurde’. ‘Bij ons’, dat is waarschijnlijk het Theo Thijssenhuis, of
misschien het Benno Premselahuis, in ieder geval een gebouw van de faculteit
Digitale Media en Creatieve Industrie, een plek waar jonge mensen worden
klaargestoomd voor een carrière in de media. Wordt aan studenten van de
communicatie- en mediaopleidingen in het eerste jaar al duidelijk gemaakt dat
de cover van een onafhankelijk blad als Folia iets anders is dan een HvA-logo? Ik
mag het hopen. Wat bedoelt u, mevrouw Veldman, decaan van de Faculteit
Onderwijs en Opvoeding, met de opmerking ‘deze cover geeft niet weer wie wij
zijn’? Nee, gelukkig maar. Dat zou wel een heel slechte zaak zijn.
Even terug in de
tijd, naar een incident uit mijn eigen kindertijd op een basisschool in de provincie Antwerpen. Ik was een jaar of tien, hooguit elf, had in ieder
geval niet meer dan het begin van borstjes en verkleedde me op elk
carnavalsfeest steevast als brutale piraat. Sommige meisjes in mijn klas hadden
wel al een noemenswaardige boezem. Op de eerste hete lentedag in mei of juni - het
was vast drie graden warmer dan in het winderige Amsterdam - kregen we tijdens
de pauze een ijsje. Omdat het zweet onder onze oksels plekken maakte in onze
kleren, trokken we onze t-shirts uit. Maar dat mocht niet meer. Of beter
gezegd: het werd verboden aan de helft van de klas. Ik begreep er niks van en
organiseerde met de meisjes een optocht. In ontbloot bovenlijf trokken we de
speelplaats over, terwijl we slogans als ‘wij hebben ook recht op een blote
borstkas’ scandeerden. Ik herinner me mild berispende, maar bovenal onbeholpen reacties
van de leerkrachten. Misschien gaf één leerkracht ons een bemoedigende knipoog.
Ik herinner me geen straf, maar evenmin een gesprek over wat gebeurd was, laat
staan dat we werden voorbereid op een leven waarin meisjes steeds minder om hun
krachten en talenten gezien en vaker tot hun lichaam gereduceerd worden –
of de blik erop: een keurslijf van schoonheidsidealen, geboden en waarschuwingen.
We zijn
ondertussen zo’n vijfentwintig jaar verder. Pas toen ik de dertig naderde en
zeker nadat ik een aantal weken een mannelijk alter
ego aannam op het internet, kreeg ik echt oog voor het institutionele
seksisme waar de samenleving van doordrongen is. Aan de universiteit was het me
niet eens opgevallen dat zowat alle grote denkers en schrijvers in de cursussen
en literatuurlijsten mannen waren. Toen ik voor mijn
eerste lesopdracht solliciteerde, vertelde de directeur mij dat ik op
1 september mocht beginnen, maar dan wel ‘in andere kledij dan deze
strandkledij’. Omdat het misselijkmakend heet was toen ik het gesprek met hem
voerde, droeg ik een t-shirt dat mijn gebruinde schouders toonde. Ik kreeg een
hele reeks kledingvoorschriften mee die ik geacht werd over te brengen aan de
leerlingen. Jongens mochten vooral geen pet op in de les, maar voor de meisjes
was het lijstje met voorschriften beduidend langer. Aan hen moest ik duidelijk
maken dat het hun verantwoordelijkheid om hun lichaam, dat onherroepelijk
steeds opnieuw geobjectiveerd en geseksualiseerd zou worden, voor deze
mechanismen te behoeden door het te bedekken. Ik moest ze met andere woorden
vertellen zich te conformeren aan bepaalde processen zonder ze in vraag te stellen.
Vrouwen kregen in België pas stemrecht in 1948, zo’n dertig jaar na Nederland.
Dat leek me altijd al absurd laat, maar er is in de lesprogramma’s die ik
geacht werd te onderwijzen amper fundamentele aandacht besteed aan de culturele
of historische context van ons scheve, zwart-witte en zelfgenoegzame wereldbeeld.
Het begon me dus stilaan
te dagen dat ik als jonge vrouw minder bij inhoudelijke gesprekken betrokken
werd, dat ik net iets harder tegen onzekerheid moest vechten, dat de vrije androgynie
van de kindertijd onherroepelijk veranderd was in een duiveltje in mijn hoofd dat
op geregelde tijd fluisterde ‘dat ik een meisje was’. Het duurde bedroevend
lang voor ik dit allemaal in kaart kreeg en dan moest ik er nog de juiste woorden
voor vinden. We leven toch in een vrije wereld en hoeven geen hoofddoek op? De
hypocrisie, de dubbele moraal is zo alomtegenwoordig, dat het elke dag opnieuw
een alert bewustzijn vereist. ‘Je suis Charlie’? Laat me niet lachen. Af en toe
ben ik Charlotte, vaker ben ik Andreas.
Aan de HvA werd
ik bij de loononderhandelingen (onbestaande in het Vlaamse onderwijs) lager
ingeschaald dan mannelijke docenten van dezelfde leeftijd, met dezelfde of
zelfs minder werkervaring. Ik ben nochtans nog steeds die brutale piraat, dus
aan mijn radde tong zal het niet gelegen hebben. Op wekelijkse basis hoor ik
opmerkingen die mannelijke collega’s erg vreemd zouden doen opkijken. ‘Je moet
beschermd worden tegen je eigen idealisme’ bijvoorbeeld, of: ‘voor een
Belgische vrouw spreek jij je wel erg duidelijk uit.’ Ik zie ook op de HvA een
wereld waarin vrouwen blondines en brunettes worden genoemd, emotioneel, labiel
en minder goed in staat tot rationeel denken of onderlinge solidariteit. Opvallend
vaak laten mannen je bij kritiek op hen onder het mom van spiegelen twijfelen
aan de legitimiteit van je kritiek - of reduceren ze het tot een emotionele en
dus ongefundeerde reactie. Op mannen kan je bouwen, zij beschermen elkaars
netwerken, worden bij hun functie genoemd en hebben nu eenmaal moeite om met
elkaar over emoties te praten, dat is genetisch bepaald of ligt aan (het gebrek aan) een stofje
in hun hersenen. Het hokjes denken is zo eindeloos dat ik er meestal knipogend
mee omga; ik maak af en toe gemeende complimentjes over de kledij van mannelijke
leidinggevenden of zwaai de deur voor een mannelijke student open. In de les
tik ik studenten op de vingers die alleen mannelijke bazen op een
bedrijfswebsite aan het woord laten, ik vraag door als een app blauw of roze vormgegeven wordt, strak of dromerig – omdat het ‘voor jongens/meisjes’ is.
Begrijpt u,
mevrouw Veldman, waarom ik het belangrijk vind dat aankomende onderwijzers en
opvoeders wél op tijd beginnen met het gesprek dat ik in mijn kindertijd gemist
hebt en dat ik, nadat het vertraagd op gang kwam, anno 2016 nog heel vaak zelf
moet aanzwengelen? Snapt u hoe belangrijk het is om het niet uit de weg
te gaan, dat het zelfs cruciaal is dat de HvA zich profileert als plek waar dit gesprek in een veilige, reflectieve context kan plaatsvinden? Meneer
Tillie, uw mening staat niet voor het eerst behoorlijk lijnrecht op de mijne,
maar het verdient een pluim dat u op televisie deze mening durft te
verkondigen. Ik hoop wel u er zich bewust van bent dat als mevrouw Veldman haar mening in een praatshow had verteld, haar op sociale media
misschien dingen waren toegewenst die ik in deze beschaafde brief niet wil
herhalen, zaken die helemaal niets te maken hebben met de mening die ze heeft.
Mag ik u, meneer
Tillie, als decaan van de faculteit Maatschappij en Recht, en voorvechter van een 'neutrale onderwijscontext' vragen om u te
verdiepen in de ideeën van Pascal Gielen? ‘We need friction instead of consensus and
culture of economics’ –
ik kijk ernaar uit om een keer met u door te praten, misschien maken we op de
FabCityCampus grondig kennis met elkaar? Een collega van uw faculteit vroeg
tijdens een vergadering waar in het onderwijsprogramma op deze campus ruimte is voor contemplatie. Ik vermoed dat hij niet enkel in stilte wil nadenken,
maar ook met studenten het gesprek aan wil gaan over het Europa van de toekomst
en hoe studenten zich kunnen verhouden tot een wereld die in een moeilijke spagaat
zit. Een spagaat van bedrijven enerzijds en mensen anderzijds, een spagaat van een
neoliberale, uitgeholde ideologie waarin verschillende signalen van inspirerend
‘commonisme’ opduiken. Die hoopgevende signalen zie je zelfs in Afrikaanse landen waar vrouwen in sommige streken met blote borsten
rondlopen en op geheel andere wijze aan hun uiterlijk status verlenen.
Mag ik jullie tot
slot vragen om twee kwesties te agenderen in het decanenoverleg met rector Huib
de Jong? De eerste is een lunchpauze. Tijdens zo’n wonderlijk eenvoudig uurtje
worden belangrijke banden gesmeed en essentiële gesprekken gevoerd. Het biedt
mogelijkheden om bij uw personeel en studenten te peilen naar hoe bepaalde
kwesties leven op de HvA. Het zou, zeker bij uitglijders als deze, goed zijn
voor jullie draagvlak. Dan hoef je niet langer op je eentje de goede ideeën uit
te zetten – ze vallen zonder draagvlak toch niet in vruchtbare aarde. Bij
slechte ideeën kan je dan zeggen: ‘het was een gezamenlijke beslissing, we
hebben erover gepraat.’ En agendeer daarnaast nogmaals die bezinningsruimte, nu bij de UvA het kwartje wel is gevallen. Ik
zou er als drukke docent graag een verloren halfuurtje mediteren,
tijdens de lunchpauze bijvoorbeeld. En al die studenten die je vreesde af te
schrikken met blote borsten op de cover, maar die nu misschien wegblijven omdat
ze geen zin hebben in een gesloten angstcultuur waarin wrijvingen worden vermeden,
kunnen diezelfde ruimte dan gebruiken om hun geloof vorm te geven of
yoga-oefeningen te doen. Take my word for it: met die openheid trek je
studenten aan. Dat heeft niets te maken met de scheiding van kerk en staat, dat heeft te maken met leven in 2016,
met openheid en weigeren in hokjes te denken.
Denk nooit in anderen hun plaats - maar denk wel vooruit. Kon u vermoeden dat een
angstreactie zoveel meer ophef zou veroorzaken dan twee mooie borsten en een
themanummer over feminisme? Ik wel. En nog benieuwder dan naar het Folia-nummer en de Boobie Bible ben ik naar het HvA-brede gesprek dat hopelijk volgt.
Met open groet en
op eigen titel,
Marie Meeusen
Rebelg
Docent
Communication & Multimedia Design
Secretaris Faculteitsraad Digitale Media & Creatieve Industrie
Secretaris Faculteitsraad Digitale Media & Creatieve Industrie
Contactpersoon FDMCI
en interdisciplinaire mensen- en ideeënverbinder voor FabCityCampus