dinsdag 24 februari 2015

Nog een brief aan papa (twee jaar later)


Dag lieve papa,

Een lawaaierig café met kinderen die tussen barkrukken zigzaggen. Runaway train en andere top 50-hits als soundtrack bij een voetbalwedstrijd op groot scherm. Luidruchtig discussiërende opa’s – de Eurogroep keurde net het Griekse hervormingsvoorstel goed - en rook. Overal rook, ook in ruimtes waar verbodsbordjes als knipogende niemendalletjes de tafels versieren. In Griekenland zijn regels er niet om blindelings na te leven. Terwijl Amsterdamse ordetroepen veertig bezetters van het Bungehuis (lees: studenten en docenten die broodnodige verandering in het hoger onderwijs eisen) arresteerden, ben ik een week lang in het land dat de Europese Unie een spiegel voorhoudt en een mogelijke toekomst zichtbaar maakt. Macht toont zich hier ook als solidaire kracht. Dat hebben de Grieken begrepen: een ware verademing. Behalve voor mijn longen dan, ’s morgens hoest ik net als de verstokt rokende gastvrouw slijmen op. Mijn lichaam maakt nogmaals duidelijk dat er geen terugkeer naar het oude ik mogelijk is. Marie rookt niet langer. En ze heeft op 25 februari 2015 al twee jaar geen levende vader meer.  

Deze week kreeg Eddie Redmayne, de acteur die Stephen Hawking speelde in de film over de door ALS verlamde heelalbestormer, een oscar. Naast de ijsemmers die de ziekte bij het brede publiek bekender maakten, is dit al de tweede bioscoopfilm op korte tijd. Hoewel ik vier jaar geleden voor het eerst met trillende vingers de lettercombinatie in de zoekbalk intikte, krijg ik pas het laatste halfjaar zo vaak vragen over hoe het was. Enfin, niet echt. Heel zelden wordt gevraagd hoe het was, hoe het nu voelt, wat veranderd is, welke barsten ontstonden in de familie, wat ons sterk, boos of moe maakt. Wel krijg ik steeds vaker vragen als: ‘Is ALS een spier- of zenuwziekte?’ En: ‘Is het echt zoals in de film?’ ‘Erger,’ antwoord ik steevast, zonder de films gezien te hebben. Sommige mensen sluiten hun ogen, de weinige keren dat ik wel begin te vertellen. Omdat hun angsten dan als wolven door de ruimte sluipen. Ik duw deze mensen uit mijn leven. Niet omdat ik geen mededogen voor ze voel, integendeel… omdat ik geleerd heb dat mededogen in de eerste plaats voor mezelf te bewaren. Pas daarna. Ja, het is waar. Pas daarna kan het.

Gisteren sprongen de tranen me in de ogen bij een gesprek over jou en kroop ik uitzonderlijk vroeg onder de lakens, naast de schildering van een bloedende gitaar op de muur. Ik las de laatste bladzijden uit ‘Logboek van een onbarmhartig jaar’ van Connie Palmen en bleef vervolgens tot half drie rillend wakker. De sterren zongen onbekende elegieën en maakten me nietig, ontroostbaar triest. Af en toe glipte mijn blik naar een virtuele ik op Facebook. Ik bekeek welke reacties ze kreeg: een Marie met een huid die door de voorjaarszon gekust is, een Marie die met ondeugende ogen de camera inkijkt, met twee glazen ouzo achter de kiezen en de omtrek van een Grieks eiland in de benen. Ik herken deze vrouw, ik herken haar pijn, wilskracht, haar onmacht en haar poses. Ik heb deels vrede genomen met de lijnen in haar gezicht. De scherpste lijnen ontstonden in de laatste vier jaar, na een slapeloze nacht in Athene. Intuïtief wist ik dat er iets op til was, dat dit ‘iets’ vreselijk mis was. Wist ik dat het vertrouwde mannenlichaam naast mij een halfjaar later uit mijn bed zou verdwijnen? Misschien. Maar dat een gruwelijke ziekte bezit zou nemen van jouw lijf en ons leven, dat durfde ik die nacht niet eens te bevroeden. Al voorvoelde ik het waarschijnlijk ook.

Twee jaar na jouw dood gaat het beter. Ik heb leren leven met leegte, leerde zelfs dansen met gemis of er op zijn minst over schrijven. De krop in mijn keel wordt vandaag vooral door rook veroorzaakt. De sporadische tranen in mijn ogen helpen steeds vaker anderen. In die mate, dat ik vastbesloten ben om van jouw afwezigheid mijn kracht te maken. Van zodra ik me nog iets sterker voel, nog beter in het dragen en oproepen van pijnlijke herinneringen, begin ik ermee. Namiddagen organiseren: vuurverhalen vertellen die verbinden. Luisteren, dat ook. Zorgen dat het niet enkel het verhaal van jou en mij is, maar van ons allemaal. Kwetsbare verhalen die verteld willen worden, maar die in deze vluchtige wereld zo weinig tijd en ruimte krijgen.

Papa, ik moet gaan. De moussaka die ter ere van de laatste eilandavond staat te pruttelen moet weggespoeld worden met heerlijke wijn. Ik laaf me straks voor de laatste maal aan verhalen over Pythagoras en Euripides, over zeemeerminnen, piramides en magnetische krachten in Griekse tempels. Ze komen uit de mond van de gastheer, een besnorde antiquair van achtenzestig, de leeftijd die jij niet meer mocht bereiken. Ik denk dat ik gisteren niet om zijn vragen huilde, maar om jou en hem. Hij noemt me glimlachend ‘crazy’ en houdt mijn wijnglas in de gaten, bewaakt zorgvuldig de grens tussen halfvol en halfleeg. Ik wilde hem even vervangen. Niet met hem, maar met jou praten over de gulden snede, Griekse politiek en mijn toekomstplannen. Ik heb nog zoveel te doen, papa. Op de uitnodiging uitgaan om te herdefiniëren bijvoorbeeld. Uitzoeken hoe ik vanaf nu nog slimmer tegen de nodige schenen kan schoppen. Maar eerst moet dat hoofd leeg, zodat ik straks kan slapen. Gelukkig zijn de contouren van de eilanden zacht in het laatste zonlicht. ’s Nachts droom ik helder en niet altijd bang.

Eén ding is mooi aan brieven aan doden. Ze nemen geen afscheid, omdat ze allemaal geschreven worden in een alomtegenwoordige afwezigheid. Ik vind je overal. In het lichtje, dat in vijf foto’s die mijn reisgenote van me maakte, brutaal bij mijn buik vandaan kroop en als een paars oog voor me uit ging zweven. Ik vind je in het tegenlicht waarin ik trots blijf kijken. Je bent de droom, de honger, het voorbeeld, het verzet. Je bent de rimpeling in het water en de lijnen in mijn gezicht. Ik beloof je dat ik alles met trots zal dragen en onder ogen zal komen.

Je bent twee jaar dood. Ik ga snel varen. Naar Athene, de stad waar het begon en waar ik het nodige achter me kan laten. Ik ga je eren, in licht en water staren.

Liefs,

Marie

donderdag 12 februari 2015

Mijn kleine oorlog voor het grote schrijven: deelname polemiek Gierik-NVT

"Wat doet de literatuur? Zij overwintert in uitgeholde discussies en laat haar discours kapen door wat ze zou moeten overstijgen. Toch is ze vooral zelf verantwoordelijk voor het nieuwe geluid. Uiteraard niet met jouw klanken, maar wel even sensitief, met realiteitszin, maar ook: met de verbeelding centraal. Meerstemmig, buiten universiteitsmuren, wars van poëticale opvattingen en zelfbevestigende onderonsjes."

In november las ik ter ere van de honderdvijftigste geboortedag van Herman Gorter in Perdu een vurige brief aan de dichter voor, die bovenstaande regels bevatte. De brief werd flink gelezen. Gelukkig schudde hij niet enkel trollen wakker die in hun gefrustreerde pennen kropen. Ook Peter De Voecht, redacteur bij Gierik - NVT, kreeg de brief te lezen. Hij nodigde me vervolgens uit mee te schrijven aan zijn 'kleine oorlog voor het grote schrijven', een polemiek waaraan naast hijzelf ook al Marc Kregting en Erik Lindner deelnamen.

Twee maanden later is mijn bijdrage eindelijk klaar en gooi ik een paar weerhaakjes in een rustig meanderend gesprek. Ik schreef over charlies, situationisten, Thierry Baudet en een laffe medewerker van Prometheus/Bert Bakker, over Teeuwen en Kommilfoo, over situationisten, over wat theater in tegenstelling tot literatuur al wél durft. Ik schreef over muren slopen, blikken verbreden en taboes doorbreken. Ik vermoed dat ik met dit stuk alvast één taboe aanraak: idealisme in literatuur. Mijn (langere) bijdrage vindt u hier, als u tenminste een kwartiertje leestijd hebt.


zondag 8 februari 2015

Steun Mezrab: de plek voor verhalenvertellers in Amsterdam


Af en toe denk je bij het betreden van ruimte: ‘Hier woont de toekomst. Een toekomst die doet glimlachen.' Dat gevoel krijg ik bij Mezrab, dé plek voor verhalenvertellers in Nederland. De drijvende kracht achter Mezrab is de Iraanse Sahand Sahebdivani. Bij Mezrab hoor je op een doordeweekse avond vijf verschillende talen, de voertaal is daarom ook meestal Engels. Je hoort er muziek waar je normaal gezien enkel een minieme kans op maakt als je ’s zomers in de steegjes van een dampende, zuiderse stad verdwaalt. Sahands moeder maakt liters thee en soep voor de bezoekers. Mezrab is zo succesvol, de verhalen die er verteld worden vinden zoveel gretige oren, dat de kelder onder het Café Pakhuis Wilhelmina uit haar voegen barst.

Nu krijgt Mezrab de kans om het café zelf over te nemen. Ik koester het vertrouwen dat de fikse overnamekosten die via crowdfunding gezocht worden daadwerkelijk verzameld zullen geraken, al prikt het een beetje. Ook Café Pakhuis Wilhelmina is me dierbaar, niet in het minst omdat ik er verschillende keren opgetreden heb en die optredens toegang boden tot andere optredens in dit land. Maar nu het rockcafé de handdoek in de ring gooit, ben ik opgelucht dat het Mezrab is die de doek opraapt. Wil je weten hoe een doek een toorts kan worden? Volg de verteller.

In een wereld waarin we dagelijks verhalen vol angst voorgeschoteld krijgen, is Mezrab nodig. Bij Mezrab kruip je dichter bij elkaar. Het vuur is er niet écht, maar voel je onmiskenbaar. Mezrab vertelt met eeuwenoude verhalen een belangrijk deel van de toekomst. Ik doneer, omdat Mezrab een verhaal is met het hart op de juiste plek. Honderd euro, omdat ik zelf steeds concretere plannen smeed om met verhalen mensen dichter bij elkaar te brengen. Een workshop van Sahand, dé verhalenverteller van Nederland, komt dan goed van pas. Als je tien euro doneert, wordt een fles met een brief in het IJ gegooid. Wie weet waar de fles strandt. In mijn verbeelding valt een wimper van een Perzische prinses binnenkort - heel lang geleden - op de flessenbodem.

Doneer je ook?



Populaire berichten