Dag lieve
Angelique,
Aan het begin van
deze brief moet ik je bekennen dat ik niet aan het water woon, zelfs in mijn
dromen niet. Vijf jaar geleden schreef ik aan de (hoge) berg dat de zee mijn
koude kleren niet raakt. Dat was misschien te stellig en pompeus gezegd, want
ook ik weet dat de maan golft. Als ze vol is, spoelt mijn buik vol honger naar
dieptes die ik niet begrijp. Het geruis in mijn linkeroor maak ik draaglijk
door me in te beelden dat mijn oor een schelp is en de mooiste verhalen parels.
Ik ben geduldig. Liefde is als de zee, ze komt en gaat, als eb en vloed. Altijd
aanwezig.
Maar de zee en
ik, dat is dus wat raar en moeizaam. Recent slaagde ik er voor het eerst in om
te blijven drijven. In de tweeëndertig jaren daarvoor vertrouwde ik het water nog
niet voldoende. De visser likt ondertussen geen zout meer van mijn huid. Hij leerde
me meer dan de bodem van de stroming te onderscheiden, hij wakkerde mijn liefde voor
de natuur aan, verbond wat al jaren op zoek was. Maar de pijn die zijn leven
regeert, liet mij op de duur ook krom lopen. Dat was niet goed voor een berggeitje
dat uit een diepe kloof probeert te klauteren. Daarom schonk ik deze warme man
een boek en liet hem los. Sinds het uit is, leg ik het pantersteentje onder
mijn hoofdkussen, een kiezel die een talisvrouw voor me vond en die ik op moeilijke dagen ook dicht bij mijn hart
draag. De dagen dat ik wakker word met het steentje in mijn handpalm, starten met
een glimlach.
Met de zanddollar
voel ik wel verwantschap. Niet enkel omdat jij me zijn skelet hebt opgestuurd,
of omdat ik ook een stekelhuid heb. Om met die stekels over het zand te kunnen glijden,
ze als voelsprieten neerwaarts te laten waaien en er voeding mee te zoeken, je
zorgeloos in het water te kantelen en laten wiegen door de golven... het lijkt
me heerlijk. Toch hoor je het in mijn taal: de wereld is geen uitgestrekt
strand, maar een landschap vol obstakels. Ik ben een luchtmeisje dat tracht uit
te klimmen boven alles wat in de weg ligt, dankbaar als mijn droge ogen weer
eens met een weids uitzicht beloond worden. Omdat hoogtepunten schaars zijn,
adem ik steeds dieper tot mijn onderbuik. Ik geraak minder buiten adem en kan
hoger klimmen tijdens het zingen.
Bekentenis twee.
Het skelet dat je opstuurde, is ondertussen flink gebroken. Niet eens meer in
twee stukken, zoals ik het na een lange reis uit de envelop haalde. Een paar
avonden na zijn thuiskomst, was ik aan het schrijven. De zanddollar lag op de
tafel, klaar om de volgende dag gelijmd te worden. Toen werd mijn kat ongeduldig
en tikte ze met haar voorpoot beide helften op de grond. Nu valt er niets meer
te lijmen. Op het altaartje waar de prentjes van mijn vader en grootouders
staan, liggen tussen de stenen en schelpen nu ook stukjes skelet, als een bijzondere puzzel. De zanddollar, wiens breekbaarheid ik herken en
koester.
Je weet wat ze
over scherven zeggen.
Liefs, mooie
vrouw,
Marie
1 opmerking:
Mooie integratie van de dingen.
Een reactie posten