zaterdag 8 januari 2011

Polderlicht


Ik krijg in Nederland af en toe een flinke klap op mijn schouders. Of een kusje op mijn voorhoofd. De boodschap is gelijk: we hoeven ons heus niet zo klein te voelen, wij Belgen. We hebben genoeg hoffelijkheid en zachte poëzie te bieden, dus het wordt tijd dat we een regering vormen en dat minderwaardigheidscomplex overboord gooien. Meestal ga ik hier niet op in, maar grinnik ik wel stilletjes. Want eerlijk gezegd – Nederlanders en Belgen kunnen er allebei wat van.

De Belg uit dit in een gefrustreerde houding tegenover de lawaaierige noorderbuur – vaak compleet ongegrond en bijna altijd overgoten met een dikke saus van ‘eerdere ervaringen met Ollanders’ en een heleboel vooroordelen. De Nederlander van zijn kant kijkt maar al te graag in de spiegel om zich er luidop van te vergewissen dat hij er nog is. Even checken of hij daar nog staat, de botte lul met brede schouders, die zichzelf een eerlijke hufter noemt en daar zelfs in de serenere tv-programma’s van Nederland 2 ernstig onderzoek naar doet, gespalkt door meningen van filosofen, cultuurwetenschappers, onderbouwd door Meningen met grote M. Het viel me vandaag op dat twee ‘commercials’ in hetzelfde reclameblok beginnen met “Wij Nederlanders”. Wij Nederlanders houden van soep en wij Nederlanders letten graag op ons geld. Het zal allemaal wel – maar wie is het nu het zekerst van zijn stuk? De stille foeteraar die zich in een kudde laat meevoeren door een lillend stuk Vlaams vlees (en als hij niet meeloopt, komt hij evenmin in opstand)? Of de Nederlander – recht voor de raap en niet te beroerd om te vertellen wie in het pashokje zijn stem heeft gekregen… De Nederlander – voor wie de Tweede Wereldoorlog de eerste was en allang geen enkele invloed meer heeft op wie hij nu is.

Zoals wel vaker wordt de inleiding langer dan wat ik wou vertellen. Maar dat komt misschien doordat er weinig woorden zijn voor wat ik nog wou zeggen. Vorige week liet ik me door een collega meeslepen naar Polderlicht. “Licht- geluid en videokunst op verschillende adressen in de Amsterdamse Oosterparkbuurt.” Polderlicht@home heette de editie van dit jaar, waarin de kunstenaars gericht iets hadden gemaakt wat ze bij het stulpje van de bewoners vonden passen. Het hart van deze buurtactie lag in de Vrolikstraat. Een straat die de moord op een 12-jarig meisje in de jaren '90 als startsein aangreep om in samenwerking met buurtcorporaties de buurt van haar grimmige imago af te helpen. En dat lijkt wonderwel gelukt. Dat Theo van Gogh een paar jaar geleden om de hoek vermoord werd, is niet meer dan een voetnoot in een lange geschiedenis van een straat met een bloeiende, kleurrijke buurtwerking.

Op zich mag deze achtergrondinformatie geen doorslaggevende factor zijn in de beleving van de toeschouwer-wandelaar. Maar wat in kunst niet mag, wordt stiekem toch beslissend. Ik moest dus een paar keer flink slikken, toen ik het enthousiasme zag van de mensen die hun huis uitleenden aan de kunst. En de gedrevenheid waarmee een handje vrijwilligers en kunstenaars vorm en inhoud gaven aan het hele gebeuren. Veel ervan was niet mijn ding. Wel keek ik met ingehouden adem naar de videobeelden waarin Femke Moedt twee omgedraaide wijnglazen aan haar voeten had gebonden en voorzichtig maar zeker leerde lopen op glas dat niet mocht breken. De gastvrouw vertelde enthousiast dat Femke zich liet inspireren door de geisha's en zelf een echte rijzige Hollandse is. In een ander huis stemden twee reusachtige vioolconstructies zich op elkaar af. “Het huwelijk” heette het geheel, en beide instrumenten hadden sensoren. Bij de minste beweging van de toeschouwer streek een strijkstok subtiel over een grotee snaar. Achteraan in de ruimte vertelden een heleboel krantenknipsels het kleurrijke verhaal van de Oosterparkbuurt.

Toen het donker werd, gingen we met bevroren vingertoppen nog een laatste woning binnen - het laatste punt van ons parcours. Een forse vrouw van achteraan in de dertig of begin veertig troonde ons mee naar de zolder, die net zoals de rest van het huis verbouwd werd. Ze drukte op een knopje en voor onze neus begon een verlicht treintje aan zijn wonderlijk parcours. De rails gleden onder glas van allerlei vormen en kleuren, mandjes en een winkelwagentje. Wanneer het treintje voorbijkwam, schenen de wonderlijkste schaduwen op de zoldermuren. Mijn lief, de collega en ik keken ademloos. En drukten nog vijf keer op het knopje. Een man kwam naast ons staan. Warrig haar en lieve ogen. De kunstenaar natuurlijk (1 van de 2, bleek later). Ik wou hem bij zijn schouders grijpen en hem vertellen hoeveel deugd dit me deed. Een oase in het midden van al dat lawaai en 'o zo hard proberen'. Atypisch was dit, niet hip en daardoor zo menselijk en herkenbaar. Ook dat hebben we gemeen. Maar ik zei niks, behalve dat ik zou proberen er een stukje over te schrijven.

De foto plakte in een mail die ik achteraf van Polderlicht-organisatoren John Prop en Loes Diephuis kreeg. Weet niet wie de fotograaf is.

Geen opmerkingen:

Populaire berichten