Op 4 mei, wanneer
in Nederland de doden van WOII herdacht worden met landelijke stilte en media-aandacht,
verscheen op de NRC-website Herdenken wat niemand zich herinnert. De eerste zinnen stellen een belangrijke
vraag: ‘De Tweede Wereldoorlog ligt een mensenleven achter ons. Het duurt niet
lang meer of alle ooggetuigen zijn overleden. Wat betekent dat voor het
herdenken?’ Het artikel van Bas Blokker reflecteert vluchtig op de Dodenherdenking
in verschillende – uitsluitend Europese – landen, maar nergens worden echte alternatieven
geopperd voor een herdenking zonder de ooggetuigen die in de 4 mei-viering zo
centraal staan. Blokker geraakt niet veel verder dan de urgente vraag benoemen.
Ik verander haar graag in een pleidooi voor een reflectieve, zelf- of zelfs
schuldbewuste herdenking. Ook een herdenking zonder ooggetuigen kan immers ruimte
scheppen voor maatschappelijke dialoog, als er voorbij het strikte onderscheid
tussen ‘toen’ en ‘nu’ en ‘wij’ en ‘zij’ wordt herdacht.
Dat ik de
noodzaak voel om over deze kwestie mijn pen te laten gaan, heeft te maken met
het oorlogsverleden waarmee ik opgroeide. Mijn opa Albert de Coninck (1915-2006) vocht vrijwillig in de Spaanse
Burgeroorlog en groeide, onder andere met de ervaring en kennis die hij daar opdeed, uit tot verzetsleider van Vlaanderen in de Tweede Wereldoorlog.
Rachel Souritz (1918 – 1998), mijn oma, was een Russisch-Poolse
Jodin. De vader van haar twee oudste kinderen werd gefusilleerd en zowel haar
vader als broer en zus werden vergast in Auschwitz. Dit trauma, in mijn
geval via het moederbloed doorgegeven, ontsteeg de particuliere pijn en werd door
mijn grootouders steeds opnieuw getransformeerd in een verregaand
maatschappelijk en politiek engagement dat internationaal werd ingezet. 24 november
1991, de Zwarte Zondag waarop extreemrechts voor het eerst sinds de
oorlog beangstigend veel stemmen haalde in Vlaanderen, maakte meer indruk op
mij dan de notoire septemberdag tien jaar later. Ik werd eraan herinnerd dat
het kwaad (of in de kern: de angst) onder ons leeft. Als je grootschalige gruwel in de toekomst wil
vermijden, moet je alert blijven op het banale kwaad dat je op straat herkent en als voortekens in
kranten en de woordenschat van de gevestigde orde leest. Het onderscheid tussen
verleden en heden bestond amper, van ‘Wir haben es nicht gewusst’ was nooit
sprake. Geschiedenis is niet iets wat je leert, maar iets waar je van blijft
leren.
De eerste
geschiedenisleerkracht op mijn middelbare school stond in haar aanpak haaks op
de visie die thuis leefde. Zij dicteerde met monotone stem feiten die we geacht
werden gezagsgetrouw in schriften over te nemen, op de linkerpagina hoorden
hoofdzaken thuis, rechts bijzaken. Elke uitdaging om zelf dit onderscheid te
maken ontbrak, geschiedenis was voor haar een statisch feitenpakket uit het
verleden dat na categorisatie uit het hoofd geleerd moest worden. Van de
Dodenherdenkingen in Nederland, waar ik ondertussen zes jaar woon, word ik ieder
jaar om vergelijkbare redenen ongemakkelijk. De wijze waarop deze herdenkingsrituelen
worden uitgevoerd, doet verdacht veel denken aan een starre leerkracht die niet
weet uit te nodigen tot een dynamische verhouding tot het gedeelde verleden. Elk
jaar realiseer ik me bovendien dat de meeste Belgen niet weten wanneer de
Tweede Wereldoorlog in hun land eindigde. Hoe ongemakkelijk deze kanttekening
ook is, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de bombarie waarmee de
Nederlandse doden ieder jaar weer herdacht worden, verband houdt met de schaalgrootte van het verraad, in het gezagsgetrouwe Nederland
beduidend groter dan in mijn vaderland.
Pas dit jaar vond
in Amsterdam een Dodenherdenking plaats die ik bij wilde wonen. Pop-up dominee
Rikko Voorberg organiseerde een alternatieve herdenking met en voor oorlogsvluchtelingen in de
Hoftuin van de Protestantse Diaconie. Aan een lange tafel zaten acteurs met kubusvormige
maskers, waarop de gezichten van bekende en invloedrijke Nederlanders afgebeeld
stonden. Een televisie zond tijdens deze feestdis de traditionele herdenking op
de Dam uit. De tafel werd afgeschermd door scheermesprikkeldraad. Daarrond
stonden de alternatieve herdenkers: Nederlanders, een verdwaalde Joodse Belg,
maar ook Somaliërs, Syriërs, Irakezen, mensen voor wie het trauma niet al twee
generaties oud is. Om de met handen verbonden menselijke cirkel stonden tentjes
opgesteld, net als in de vluchtelingenkampen aan de randen van het in zichzelf
gekeerde continent. Op het einde legden we samen kleurrijke bloemen op de vlijmscherpe prikkeldraad.
De kritiek die
Rikko op zijn plannen kreeg, is niet mild. Hij zou verdeeldheid willen zaaien
op een ‘heilige’ dag die eenheid creëert. Maar is dat wel zo? Het omgekeerde
lijkt meer steek te houden. Met zijn betoverend-realistische beeld van een
Europa dat steeds meer op een reservaat lijkt en zijn keuze om de herdenking te
houden met slachtoffers van oorlogen waaraan we, hoe onvermijdelijk ook, op allerlei
schimmige wijzen medeplichtig zijn, roept hij naar mijn gevoel net op tot
minder verdeeldheid. Welk kwaad vormt de wortels voor groter kwaad? Net als de pop-up dominee kijk ik bij deze vraag in de
spiegel. Daar kan je voorbij uitgeholde concepten van eenheid op zoek naar échte
verdeeldheid, de verdeeldheid in jezelf die je onder ogen kan komen, om vervolgens
tot jezelf en elkaar te komen. Daarvoor is het nodig verder te
kijken dan tegenstellingen als ‘toen’ en ‘nu’, maar ook ‘zij’ en ‘wij’. Rikko
schrijft: ‘Herdenken is hard werken. Het is denken
aan toen én jezelf nu spiegelen.’ Door op zoek te gaan naar de dader in onszelf, de medemens die het machteloze hoofd wegdraait, het slachtoffer dat zich gevangen voelt, kunnen we dynamische veranderprocessen in gang
zetten. Als ooggetuigen dan wegvallen, tasten we niet langer met verlichte blik
in het duister. Dan verandert het ‘nu’ van een krampachtige synthese van fouten
uit het verleden waaruit we zogenaamd lessen getrokken hebben in een startpunt,
in een reden tot echte verandering.
The times they are a-changin’ and so are we. Ook wij zijn geen
statische eenheden, we vormen samen een constant evoluerend verhaal. Elk van ons is in staat naar onze
wortels en blauwdruk te kijken en die vervolgens te ontgroeien. Elke identiteit
bestaat net als geschiedenis uit meerstemmige verhalen, waartoe je je kritisch,
maar ook actief kan verhouden. Wanneer we herdenkingen voorbij de hypocrisie
inzetten als momenten voor gezamenlijke zelfreflectie, hebben ze de potentie de
toekomst te veranderen, om naast schuldbewust bovenal hoopvol te zijn. Naar het
heden kijken, is zeker een stuk abstracter en moeilijker dan bloemen bij
standbeelden uit het verleden leggen. Maar samen kan het: voorbij narratieven van
schaamte, schuld of slachtoffer, van dader, kwaad en machteloze stagnatie rest de
vrijheid om het vervolg van het verhaal zelf vorm te geven. Anderen zijn hierbij onze
spiegels, waarin duidelijk wordt wat we uitlichten of liever in duisternis
hullen. In de ander ligt het ik, in onze handen ligt de mogelijkheid om van
vicieuze cirkels spiralen te maken die het geweld ontstijgen. Jij bent het
startpunt: meer dan synthese ben je mogelijkheid. Je bent sterrenstof dat
fonkelt van zodra je in het donker je eigen licht ontdekt.
Kunnen we volgend
jaar na 4 mei ook stilstaan bij 15 mei? Deze Nakba Day volgt voor Israeli
weliswaar op een onafhankelijkheidsverklaring, voor Palestijnen is het het
begin van een lijdensweg waarvan het einde in 2016 nog niet in zicht is. Als we
er een gewoonte van maken om internationaal stil te staan bij Nakba Day en als we geweld
vanaf nu in globale geweldspiralen in kaart brengen, nodigen we misschien ook
andere Joden uit tot een blik in de spiegel. Hoe dan ook hoort een reflectieve,
zelf- en schuldbewuste manier van doden herdenken op de linkerpagina van onze
toekomst thuis.