Bij het thuiskomen
struikelde ik bijna over een dronken tong. Het bleek glad ijs te zijn waar ik
al eerder voor gewaarschuwd werd. Er lag een vrouw in mijn bed. En een kat op
mijn buik. Achteraf bekeken was het best een goede nacht. De echo’s in mijn
dromen hadden een andere kleur.
Na de slaap heb
ik dorre bladeren weggeknipt. Je keek over mijn schouder met vier
ogen mee. Ik dacht aan de bom in mijn bloed, de vingers die boven mijn hoofd
zweven en hoe het te vertellen. Slaan of sussen? Niet veel mensen zien het. Ze
zeggen: ‘Nog een reden om er een feest van te maken.’ Of in lotushouding
geloven ze in liefde die alles herprogrammeert.
Ik zweef ergens
tussenin. Af en toe huil ik. In een kamer met te weinig plek voor boeken. Met
muziek die beter gerangschikt is dan wat ik erbij voel. Met een hart dat niet
beter weet te kruipen dan tussen deze rammelende ribben. Onder de tafel
verstopt klinkt het kloppen wat gedempter. Ik hoor het toch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten