We hebben ons verzameld op een reusachtig plein. Er waait een sterke wind en het is zo koud, dat onze lippen blauw geworden zijn. Misschien zou het helpen om wat dichter bij elkaar te staan. Maar dat blijft toch altijd schrikken, huid op huid en merken dat de ander het nog kouder heeft dan jij. Dus we blijven op een veilige afstand van elkaar staan.
Gelukkig is de opdracht voor vandaag heel eenvoudig: een paar lijnen op de grond tekenen. Ik neem een wit krijtje uit mijn zak om een eerste grens te trekken. Dat kan ik goed, het initiatief nemen. Maar door de kou slaag ik er niet in om het krijtje vast te houden. Het breekt in tweeën op de stenen grond.
Plots staat hij achter mij. Zijn handen, die onverklaarbaar warm zijn, omkapselen de mijne. Hij sust me: “Rustig, ik zal ervoor zorgen dat je je krijtje opnieuw vast kan houden.” Vol afgrijzen kijk ik naar mijn handen. De warmte was afkomstig van dikke stroop, die nu mijn vingers aan elkaar kleeft. Ieder protestgebaar ziet er vanaf nu potsierlijk uit. Als ik mijn duim en wijsvinger tegen elkaar zou plaatsen en heel luid “Va fan culo!” zou roepen, dan blijven mijn vingers tot in de eeuwigheid in die protestpositie staan. Er zit niets anders op dan de zoete stroop van mijn handen te likken.
Nu stapt zij naar voor. Ze heeft net als ik een krijtje meegebracht, dat even rood is als haar lippenstift. Driftig somt ze alles op. Conclusie? Ze heeft een cirkel nodig waar veel ingestouwd kan worden. In één beweging tekent ze een grote, rode cirkel op het plein. De rode lijn raakt bijna mijn tenen en komt ook heel dicht bij alle andere voeten.
Ik roep. “Nee! Wij hebben ook ruimte nodig!” Plots begint het heel hard te regenen. Heb ik die regen opgeroepen? Alleszins niet met opzet. De dikke, rode lijn vervaagt. Het lijkt wel alsof er een jager voorbij is gekomen met een bloederige haas op zijn schouder. Met de zware regenval komt er ook een bord naar beneden gewaaid dat op een meter voor mij landt. “Wij zijn 99%!” staat er op het bord. Ik knik. Zo vol zijn onze hoofden.
Misschien moeten we op zoek gaan naar dat ene procent dat overblijft. Van daaruit onderhandelen vooraleer we grenzen trekken. Of is het beter om al die strepen te vergeten en heel dicht op een hoopje te gaan staan? Kunnen we dan nog wel ademen?
De opdracht voor vandaag leek nochtans niet zo moeilijk. Een paar lijnen trekken op een plein.
En wat muziek die hier goed bijpast. Dank je, Nora.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Populaire berichten
-
Woord vooraf: Deze brief kreeg de meeste reacties ooit op Huiverinkt, maar nooit een antwoord van de geadresseerde. Uiteraard werd ik op Gee...
-
Bepakt met een tas vol poëzie verliet ik gisteren de pendelbus die me naar het festivalterrein van het uitverkochte Beyond-festival in...
-
Lieve papa, Je weet dat het voor mij niet moeilijk is om woorden te vinden. Wel om ze te schrappen. Wat vertel ik nu? Voor een...
-
Op mijn bureaublad staan twee gedichtenmappen: 'Klaar ofzo' en 'In progress'. Spijtig genoeg is de laatste map veel groter d...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten