vrijdag 28 juni 2013

Nog een brief aan papa (vier maanden later)


Dag lieve papa,

Meninkjes. Jij had er veel, ik heb er minstens even veel. En de laatste tijd word ik er nog meer dan anders door bedolven. Samen met de pijn geven ze me zin om te krijsen, om barbiepoppen aan stukken te scheuren, om buggy’s met huilende peuters omver te gooien, om de rinkelende tram te laten ontsporen, maar vooral om op het hoogste dak van de stad te klauteren en daar vervolgens drie maanden te zwijgen en onvindbaar te zijn.  Om van dat dak een berg te maken en samen met jou te verdwijnen. 

Ik zit sinds twee weken thuis. Sommigen geven mijn alterego de schuld, anderen het slaaptekort, nog anderen het gebrek aan adempauzes op het werk. Enkelingen leggen de schuld zelfs bij Facebook of de besluiteloosheid van een generatie. Ik antwoord dat het enige wat zeker is, jouw dood is. Op het internet noemen allerlei testen waar ik glansrijk voor slaag dit een ‘burn-out’, maar ik heb het gevoel dat er niks uitgedoofd is in mij, eerder dat er zoveel is dat brandend veel zeer doet. Ik kan me beter vinden in het Nederlandse ‘overspannen’. Wie krijgt muziek uit deze gekke snaren?

De oogarts achterhaalt de oorzaak van de visusdaling en de wijde pupillen, de nko-arts onderzoekt mijn evenwichtsstoornissen met enge testen. De bedrijfsarts zei dat ik zou veranderen van een opgejaagd dier in een dweil. Ik kreeg een doorverwijzing naar de ‘therapuit’, het advies om het rustig aan te doen, het advies om los te laten, het advies om me koest te houden. Het advies om alles van me af te schrijven, het advies om zwijgend in parken te janken en aan kusten uit te waaien. De raad om een wijntje te drinken, de waarschuwing om vooral geen alcohol te drinken. Het voorstel om een neukbeurt te krijgen of om me in een klooster op te sluiten. Ik krijg bloemetjes, groetjes, spijtbetuigingen, virtuele knuffels, ziekteverlof. Veel goede bedoelingen, steun uit vreemde hoeken en ook flink wat projecties. En misschien iets te weinig het advies om te doen wat goed voelt. Maar dat kan ook aan de stress liggen, die me laat knarsetanden en me nog vaker boos maakt dan normaal.

Ik zou dit het liefst rouw noemen. En niets anders doen dan zwarte kleren dragen. Af en toe een handvol donkere kersen eten en daar dan content mee zijn. Naar het centrum fietsen, een paar dichtbundels kopen en niet kwaad worden op mezelf omdat ik daarna plots niets meer wil of kan. Behalve een klein briefje aan jou schrijven, dan.

Ik wil het vooral niet steeds uitleggen. Niet moeten wikken en wegen, bedenken hoe ik het best begrepen word. Dat elke pijn anders is, dat weten we met z'n allen. Nu nog aanvaarden dat er geen één manier is om hier juist mee om te gaan en dat we elkaar soms gewoon met rust moeten laten. Of luisteren. 

Ik dacht zelf ook dat het romantischer zou zijn. Dat ik je in mij zou voelen, of naast mij, of in ieder geval dichtbij mij. Dat ik met mijn stenen zou slapen, zou mediteren en dan telkens zou kunnen huilen. Heel hard, maar nadien zou het meevallen. Maar zo is het niet. Je bent een scheur waar de wind doorheen waait en waar ik geen hand op kan leggen. Je bent een pijn waar ik geen woorden voor vind, of enkel te veel of verdraaide. Succes ermee, meneer de therapuit!

Als ze zich op Facebook baseren, zeggen ze, dan lijk ik weer 'de oude' te zijn. Maar de oude had nog een vader, dacht ik. De oude leek op de anderen omdat ze geen half jaar lang elk weekend voor je heeft gezorgd, geen netvliezen waarop de details van die maanden staan gebrand. De oude had er geen flauw benul van, hoe rauw de rouw zou zijn.

Nee, ‘de oude’ word ik nooit meer.

Veel liefs,
Je oudste

zondag 23 juni 2013

Supermaan


Het was zoals het was. De maan die op ontploffen stond. De bladeren ervoor die door magnetische goden alle kanten opgezogen werden. Ik stopte en voelde hoe warm mijn lijf was, hoe dun de stof, hoe vreemd de wereld om me heen. Een man riep. Een vrouw fluisterde. De maan lonkte niet, maar gromde. Het hert hield halt en kon niet anders dan met grote ogen kijken. ‘Waarom doen we dit?’ vroeg iemand me.

De pupillen zo wijd dat enkel het gevaar nog zichtbaar is. Het is zoals het is. Het is alles. Wat binnen in me woelt, wat buiten aan me trekt, wat stil knaagt en om antwoorden vraagt. Geef me een hand. Vertel over het schaakbord dat roerloos in het woestijnzand ligt. Geef hem een stem en sluit de anderen buiten. Spits je oren. Je hoort het al, maar je kan het beter verwoorden.

Populaire berichten