Gelukkig heb ik een stem. Want nu het scanapparaat mijn vingers niet herkende, krijg met de afdruk de deur van het kinderdagverblijf niet open. De lijnen van mijn vingertoppen zijn te onbeduidend voor de zware poort: ik blijf ongeregistreerd, een moeder die buiten het digitale gareel loopt. Maar ik kan zeggen: ik ben ‘de mama van A.’, als er gevraagd wordt wie er aan de deur staat. Ik ben een moeder van een zoon en dat volstaat om die wereld te betreden. Gelukkig heb ik een stem.
Gelukkig klinkt mijn stem stil. Want ook al gaf ik aan dat
ik ook in gehuwde staat mijn eigen familienaam behield, ik kreeg vervolgens
toch een mail gericht aan een vrouw met mijn voornaam en mijn mans familienaam.
Deze vrouw bestaat niet, ik kan haar niet kennen, maar heel veel doet dat er
niet toe. Dus moet ik zwijgen en toestaan dat ze soms mijn plek inneemt in de
grote, verwarrende buitenwereld. Gelukkig klinkt mijn stem stil.
Gelukkig praat ik beschaafd en brul ik nooit. Want nu ik vaak
thuis ben met mijn kind, nu ik hem voed, was en kleed, pas ik in het plaatje
van keurige fascisten die met hun bleke kont in maatpak het pluche van onze
parlementen verslijten. Ik ben een vrouw die thuis is met haar kind en mijn man
verdient het geld waarvan we leven. Als mijn zoon ziek is, bonken mijn borsten,
knallen ze bijna uit elkaar. Als hij pijn heeft, ben ik een moederdier met
tanden die pluche en bleke konten verscheuren. Gelukkig praat ik beschaafd en
brul ik nooit.