donderdag 25 februari 2016

Nog een brief aan papa (drie jaar later)



Lieve papa,

Ik heb deze week te luid gepraat en draag een constant gapende honger met me mee, de honger van een panter die rusteloos langs tralies draalt. Dit wijst net als wijde pupillen op vermoeidheid, op adrenaline in overdrive, op nood aan vakantie. Maar het is ook verwant met wat vandaag onvermijdelijk alweer drie jaar geleden is: jouw dood. En dat het - tegen alle onderhuidse, standaard rouwregels in - nog steeds af en toe verschrikkelijk zwaar is om daar ruimte voor te maken en het verdriet te delen. Ik doe wat ik kan en maak er maar weer een verhaal van.

In Amsterdam valt je sterfdatum samen met de herdenking van de Februaristaking in 1941. Of de eenmaligheid van dat gebeuren in de oorlog een blijk is van heldenmoed, of net van lafheid, ach, laten we deze vraag behendig omzeilen. Deze brief wil liever nog eens onderzoeken hoe verdriet voelt, ook drie jaar later, omdat ik nog steeds rouw en dat doe in een wereld die de dood het liefst negeert, het leven mijlenver boven de dood plaatst. Je sterfdatum valt overigens ook bijna, op drie dagen na, samen met een volle maan die ‘sneeuwmaan’ wordt genoemd. De waarheid van de sterren doet er in deze geschreven speelruimte niet toe. Als ik over je dood schrijf, vind ik enkel gevoel, een sneeuwmaan en oud zeer dat op moeizame dagen nog altijd een overweldigend kluwen vormt. Ik sluip soms als een kat rond het verdriet, wil het bij zijn nekvel grijpen, verlammen, tracht het voor te zijn door het in de kiem te smoren. Maar ook dat nekvel blijkt het mijne te zijn, het kippenvel, het verdriet, de kousenvoeten, het lawaai: ik ben het allemaal. Elk beeld schiet tekort en flitst zijn doel voorbij. Alles is lachwekkend waar en tot in de onbenulligheid vaak herhaald.

Vandaag werden rukwinden afgewisseld door lichte sneeuwval, stil strelende regen, dan weer felle zon. Het weer ging echt alle kanten op en ik stak onbewust mijn tong uit toen ik tussen twee schoolgebouwen over straat liep, ving een smeltende sneeuwvlok op, en daarna nog één. Ik lachte om de eenvoudige smaak van water, om mijn eigen schaamteloze gedrag. Verdriet maakt ouder, maar soms ook een beetje minder volwassen. Alleen kinderen en dieren steken toch hun tong uit als ze daar zin in hebben? In jouw nabije afwezigheid ben ik beide. Ik vond het natuurlijk ook schoon, dat het uitgerekend vandaag sneeuwde. Want sneeuw, dat is bergvakantie. Dat zijn de skiliften van februari, hoogtevehikels waarin we jaar op jaar tussen tijd en ruimte zweefden, herinneringen ophaalden, terugblikten op het voorbije jaar en een balans opmaakten die toekomstbestendig was. Sinds drie jaar maak ik die balans zonder jou op, voor het eerst ben ik in Amsterdam op je sterfdatum, voor het eerst voel ik vandaag voorzichtig dat een open wonde langzaam dicht lijkt te groeien. En toch weet ik me weer geen houding te geven.

Er is één weerbarstig toeval waar ik een uitgesproken mening over heb: je sterfdatum valt samen met de uitbreiding van het Facebookduimpje. Naast de ‘like’ is er nu een hartje. Daarnaast is er een smiley die met open mond de ogen dichtknijpt en een smiley die misschien dood is, of met volle goesting aan orale seks wil beginnen. Ik weet het niet goed wat ze moeten voorstellen, voor welk gereduceerd gevoel ze moeten staan. Er is ook nog een mannetje dat links een traantje laat (of rechts, het is maar met welke ogen je kijkt) en een ander wezen dat last lijkt te hebben van een rood aangelopen schedel, misschien omdat hij net als wij vaak op z’n hoofd krabt.

Wat moet ik met die mannetjes, papa? Zijn ze niet gruwelijk obsceen in hun simplisme? Laat ik even één beeld doortrekken. Stel dat verdriet in deze brief sneeuw is die op je tong smelt. Delen we het verdriet dan als we zeggen: ‘Hé, wist je dat sneeuw water wordt op je tong?’ Nee, dat heet herkenning. Die herkenning konden we al kwijt met een ‘like’; een gebaar van aandacht dat volstond zonder meteen te betekenen dat iets in de kern gedeeld en begrepen wordt. Want als je écht met elkaar wil delen, dan moet je openstaan voor wat anders voelt. En die verschillende sneeuwkristallen, het unieke aan verdriet, daar zijn geen smileys voor. Zolang we mens zijn, papa, rest ons nog zoveel dat enkel met fijne kanttekeningen verteld kan worden, met engelengeduld en soms duivels veel moeite. We hebben taal nodig die grenzen opzoekt, ruimte biedt. Daarmee wordt alles bespreekbaar: naast verdriet ook het grootste verschil. Jij snapt het wel, dat ik je daarom brieven blijf schrijven… voorbij de herhaling alle beelden samen probeer te brengen tot ik er vat op krijg en ze met mezelf deel.

Ik ga afsluiten en naar ons favoriete Dylan-liedje luisteren. De dichter Dylan bezingt in The Ballad of Hollis Brown het verhaal van een hongerige man die zo radeloos werd van de armoede dat hij zijn vrouw en kinderen vermoordde. There’s seven people dead on a south Dakota farm. Somewhere in the distance there’s seven new people born. Het gaat maar door, daar is geen enkele smiley tegen bestand, papa. En dat onontkoombare, dat steeds maar terugkerende, dat vormt één van de vele universele verhalen die door hart en ziel snijden, als je met je dochter door bergwegen slingert en naar cassettebandjes luistert, terwijl buiten de kou een gevecht levert met de zon die door wil breken.

Ik mis je. Godverdomme. Ik vloek in duizend talen vandaag. Ik heb je blasfemisch lief.

Kus,
Marie



P.S. Lieve meelezers, laat die virtuele tranen dus maar links liggen. Vertel me liever over jouw bergen, uitgestoken tongen, kristallen. Of deel muziek met elkaar, die stil doet vallen.

2 opmerkingen:

Uvi zei

P.S.
Lieve meelezers, laat die virtuele tranen dus maar links liggen. Vertel me liever over jouw bergen, uitgestoken tongen, kristallen. Of deel muziek met elkaar, die stil doet vallen.


Gelukkig bestaan er ook tranen van vreugde.

Lieve Marie,

ik kon je opa zijn. En vannacht vroeg je mij jouw vriend te worden.
Tenminste in zo'n Fbook. En ik zei ja. Zonder mannetje.

Nog enkele dagen en dan ben ik 75.
Naast je papa, ben ik dus écht oud. Bejaard.
Alsof de jaren als een vel over mij hangen.

Maar mag ik je toch tegenspreken. Neem me dat niet kwalijk.

De dood is te groot voor woorden, zingt Stef Bos.
Het leven is vele malen groter, dat zegt een man
die elke dag aan Isphaan denkt. En telt wat er nog rest.

Melk de dag. Als een koe met een volle uier.
Ooit staat ze droog.

Uvi
een roerloze reiziger

Uvi zei



"tegenspreken", ik dacht aan deze regel van jou:
"het leven mijlenver boven de dood plaatst."

Terecht, volgens mij.

Nog een mooie dag, Marie.

Populaire berichten