Lieve papa,
Ik heb deze week
te luid gepraat en draag een constant gapende honger met me mee, de honger van
een panter die rusteloos langs tralies draalt. Dit wijst net als wijde pupillen
op vermoeidheid, op adrenaline in overdrive, op nood aan vakantie. Maar het is ook
verwant met wat vandaag onvermijdelijk alweer drie jaar geleden is: jouw dood.
En dat het - tegen alle onderhuidse, standaard rouwregels in - nog steeds af en
toe verschrikkelijk zwaar is om daar ruimte voor te maken en het verdriet te
delen. Ik doe wat ik kan en maak er maar weer een verhaal van.
In Amsterdam valt
je sterfdatum samen met de herdenking van de Februaristaking in 1941. Of de
eenmaligheid van dat gebeuren in de oorlog een blijk is van heldenmoed, of net
van lafheid, ach, laten we deze vraag behendig omzeilen. Deze brief wil liever nog
eens onderzoeken hoe verdriet voelt, ook drie jaar later, omdat ik nog steeds rouw
en dat doe in een wereld die de dood het liefst negeert, het leven mijlenver
boven de dood plaatst. Je sterfdatum valt overigens ook bijna, op drie dagen
na, samen met een volle maan die ‘sneeuwmaan’ wordt genoemd. De waarheid van de
sterren doet er in deze geschreven speelruimte niet toe. Als ik over je dood
schrijf, vind ik enkel gevoel, een sneeuwmaan en oud zeer dat op moeizame dagen
nog altijd een overweldigend kluwen vormt. Ik sluip soms als een kat rond het
verdriet, wil het bij zijn nekvel grijpen, verlammen, tracht het voor te zijn
door het in de kiem te smoren. Maar ook dat nekvel blijkt het mijne te zijn,
het kippenvel, het verdriet, de kousenvoeten, het lawaai: ik ben het allemaal. Elk beeld schiet tekort en flitst zijn doel voorbij.
Alles is lachwekkend waar en tot in de onbenulligheid vaak herhaald.
Vandaag werden
rukwinden afgewisseld door lichte sneeuwval, stil strelende regen, dan weer
felle zon. Het weer ging echt alle kanten op en ik stak onbewust mijn tong uit
toen ik tussen twee schoolgebouwen over straat liep, ving een smeltende
sneeuwvlok op, en daarna nog één. Ik lachte om de eenvoudige smaak van water,
om mijn eigen schaamteloze gedrag. Verdriet maakt ouder, maar soms ook een beetje minder
volwassen. Alleen kinderen en dieren steken toch hun tong uit als ze daar zin
in hebben? In jouw nabije afwezigheid ben ik beide. Ik vond het natuurlijk ook
schoon, dat het uitgerekend vandaag sneeuwde. Want sneeuw, dat is bergvakantie.
Dat zijn de skiliften van februari, hoogtevehikels waarin we jaar op jaar tussen
tijd en ruimte zweefden, herinneringen ophaalden, terugblikten op het voorbije
jaar en een balans opmaakten die toekomstbestendig was. Sinds drie jaar maak
ik die balans zonder jou op, voor het eerst ben ik in Amsterdam op je
sterfdatum, voor het eerst voel ik vandaag voorzichtig dat een open wonde langzaam dicht lijkt te groeien. En toch weet ik
me weer geen houding te geven.
Er is één
weerbarstig toeval waar ik een uitgesproken mening over heb: je sterfdatum valt
samen met de uitbreiding van het Facebookduimpje. Naast de ‘like’ is er nu een
hartje. Daarnaast is er een smiley die met open mond de ogen dichtknijpt en een
smiley die misschien dood is, of met volle goesting aan orale seks wil
beginnen. Ik weet het niet goed wat ze moeten voorstellen, voor welk gereduceerd gevoel ze moeten staan. Er is ook nog een mannetje
dat links een traantje laat (of rechts, het is maar met welke ogen je kijkt) en een ander wezen dat last lijkt te hebben van
een rood aangelopen schedel, misschien omdat hij net als wij vaak op z’n hoofd krabt.
Wat moet ik met
die mannetjes, papa? Zijn ze niet gruwelijk obsceen in hun simplisme? Laat ik
even één beeld doortrekken. Stel dat verdriet in deze brief sneeuw is die op je
tong smelt. Delen we het verdriet dan als we zeggen: ‘Hé, wist je dat sneeuw
water wordt op je tong?’ Nee, dat heet herkenning. Die herkenning konden we
al kwijt met een ‘like’; een gebaar van aandacht dat volstond zonder meteen te betekenen dat
iets in de kern gedeeld en begrepen wordt. Want als je écht met elkaar wil
delen, dan moet je openstaan voor wat anders voelt. En die verschillende sneeuwkristallen,
het unieke aan verdriet, daar zijn geen smileys voor. Zolang we mens zijn,
papa, rest ons nog zoveel dat enkel met fijne kanttekeningen verteld kan worden,
met engelengeduld en soms duivels veel moeite. We hebben taal nodig die grenzen
opzoekt, ruimte biedt. Daarmee wordt alles bespreekbaar: naast verdriet ook het
grootste verschil. Jij snapt het wel, dat ik je daarom brieven blijf schrijven…
voorbij de herhaling alle beelden samen probeer te brengen tot ik er vat op krijg
en ze met mezelf deel.
Ik ga afsluiten
en naar ons favoriete Dylan-liedje luisteren. De dichter Dylan bezingt in The Ballad of Hollis Brown het verhaal
van een hongerige man die zo radeloos werd van de armoede dat hij zijn vrouw en
kinderen vermoordde. There’s seven people
dead on a south Dakota farm. Somewhere in the distance there’s seven new people
born. Het gaat maar door, daar is geen enkele smiley tegen bestand, papa. En
dat onontkoombare, dat steeds maar terugkerende, dat vormt één van de vele
universele verhalen die door hart en ziel snijden, als je met je dochter door
bergwegen slingert en naar cassettebandjes luistert, terwijl buiten de kou een
gevecht levert met de zon die door wil breken.
Ik mis je.
Godverdomme. Ik vloek in duizend talen vandaag. Ik heb je blasfemisch lief.
Kus,
Marie
P.S. Lieve meelezers,
laat die virtuele tranen dus maar links liggen. Vertel me liever over jouw
bergen, uitgestoken tongen, kristallen. Of deel muziek met elkaar, die stil
doet vallen.
2 opmerkingen:
P.S.
Lieve meelezers, laat die virtuele tranen dus maar links liggen. Vertel me liever over jouw bergen, uitgestoken tongen, kristallen. Of deel muziek met elkaar, die stil doet vallen.
Gelukkig bestaan er ook tranen van vreugde.
Lieve Marie,
ik kon je opa zijn. En vannacht vroeg je mij jouw vriend te worden.
Tenminste in zo'n Fbook. En ik zei ja. Zonder mannetje.
Nog enkele dagen en dan ben ik 75.
Naast je papa, ben ik dus écht oud. Bejaard.
Alsof de jaren als een vel over mij hangen.
Maar mag ik je toch tegenspreken. Neem me dat niet kwalijk.
De dood is te groot voor woorden, zingt Stef Bos.
Het leven is vele malen groter, dat zegt een man
die elke dag aan Isphaan denkt. En telt wat er nog rest.
Melk de dag. Als een koe met een volle uier.
Ooit staat ze droog.
Uvi
een roerloze reiziger
"tegenspreken", ik dacht aan deze regel van jou:
"het leven mijlenver boven de dood plaatst."
Terecht, volgens mij.
Nog een mooie dag, Marie.
Een reactie posten