zondag 14 februari 2016

Spidergawd: fysieke muziekbespiegelingen terug in de tijd



Wie zich op datingsites profileert als ‘kieskeurige omnivoor die te klein is om in een hokje te passen’, loopt de kans na een maand fijnheid meegevraagd te worden naar waar de leuke date van houdt: zware gitaren. Logisch gevolg. Toch was ik zenuwachtig voor het optreden van Spidergawd in de Amsterdamse concertzaal Bitterzoet. Op Spotify trok ik dat gitaargeweld met goedkeurend gemak, maar hoe zou het live bevallen? Een pruillipje of geforceerde duim in de lucht is in een eerste broze maand erg onhandig. Had ik mezelf iets te overmoedig geprofileerd als nieuwsgierige veelvraat, was het echt nodig geweest te vermelden dat ik vroeger Chaos A.D. van Sepultura in mijn puberkamer bewaarde? Waarom had ik daar niet eerlijkheidshalve aan toegevoegd dat ik amper vijf keer naar deze mummies had geluisterd en dat ik het cassettebandje in 1993 ook al gebruikte om indruk te maken op de jongens?

Maar toen Spidergawds lawaai het zaaltje overspoelde, gebeurde er iets mafs. Ik genoot! Meteen én volop, vanuit diepe herinneringen die me meer dan twintig jaar terug katapulteerden. Twee gehavende, kritische oren deden aanvankelijk nog een poging om het genot muzikaal in het hier en nu te recenseren: de muzikanten speelden in sync, het geheel klonk melodieus en bevatte veelzijdige invloeden. Toen de leuke man vertelde dat drummer Kenneth Kapstad, die net als andere bandleden ook bij Motorpsycho speelt, in jazzmuziek geschoold is, knikte ik begripvol. Aha, zwarte invloeden, daarom vond ik dit zo leuk. De slepende gitaarsolo’s knipoogden naar Hendrix en daardoor natuurlijk ook naar mijn favoriet Prince. Oef, dit was geen doodgraversmuziek, maar eerder een muzikaal feestje met psychedelische klanken.

In de tweede helft van het optreden haakte ik net als de leuke man een beetje af: alles wat aanvankelijk zo goed leek te gaan (het stuwende ritme, de synergie, de felheid!) ging verloren in een rommelig geheel. De drums werden minder goed hoorbaar, de geluidsman maakte er een zooitje van. Dat bood me echter de gelegenheid om verder te analyseren waarom ik tijdens die eerste krachtige nummers zo genoten had. En wat ontdekte ik? Dit genot was voorbij de associatieve referenties bovenal fysiek én nostalgisch. Mijn hoofd ging enthousiast en op neer, zo hard dat zelfs de meest verkrampte kwelduivels mijn schedelwand even loslieten en meedansten. Ik werd tijdens die eerste nummers uit mijn dominante hoofd geblazen en kwam, in tegenstelling tot bij heel soulvolle muziek, niet in mijn lichaam terecht, maar in een fijn soort mentaal universum dat daarbuiten leeft. En toen besefte ik: ik had dat cassettebandje van Chaos A.D. niet zozeer om indruk te maken op een twaalfjarig klasgenootje, nee, ik koesterde mijn rock, grunge- en metalcollectie op die leeftijd vooral om nog even ‘one of the boys’ te kunnen zijn. En ik mediteerde toen waarschijnlijk meer dan nu, maar dan zonder kussentje.

Net als in mijn prille pubertijd waren tijdens het optreden van Supergawd de vrouwen in de minderheid. Twee handen volstonden om ze te tellen. Ik zag wel veel zwarte t-shirts, staarten, kale hoofden en grijze haren. En bijna elk mannenhoofd deed hetzelfde: het ging net als het mijne op en neer. Hier en daar zag ik ook rompen naar voor en naar achter schuiven. Maar de horizontale as, die op soul en funkconcerten volop benut wordt, daar gebeurde bitter weinig mee. Toen ik het even probeerde en toch met mijn heupen draaide, draaide de stoere vrouw voor mij zich geërgerd om. Of ik die handtas bij haar rug vandaan wilde halen. Ik keek naar naar de bron van ergernis en vond het plots een stom ding dat niet bij me paste.

Tegen de tijd dat we de winteravond weer begroetten, begreep ik dat er drie redenen zijn waarom waarom ik als jonge puber Bleach van Nirvana grijs draaide, waarom ik vrijwillig verzoop in een XL-trui van Soundgarden, waarom ik proevend en positionerend luisterde naar Senser, Clawfinger en Mudhoney, waarom ik op scoutsfeestjes als felste meisje headbangde op Rage against the Machine. Ten eerste hield ik oprecht van het zwaardere werk, zolang dat eerder begeleid werd door melodieën dan door duisternis. Maar het maakte mijn hoofd ook toen heel vrij, het schudde me letterlijk los van een kindertijd waarin er thuis alleen geluisterd werd naar zorgvuldig gecomponeerde klassieke muziek, romantische chansons en af en toe wat jazz. De zwaardere muziek bood ruimte, voor rebellie, voor anders zijn. Het gaf me een stem die kon schreeuwen. En dat lawaai overstemde tegelijkertijd een luid aanwezige gedachtewereld.  

Daarnaast bood deze muziek me ook de kans om nog iets langer in de heerlijke androgynie van de kindertijd te blijven lanterfanten. Ik verstopte mijn kleine borsten in houthakkershemden en slobbertruien en bleef als één van de weinige meisjes nog veel met de jongens optrekken. Na een kindertijd waarin ik eigenlijk alleen maar boeken had gelezen en boomhutten had gebouwd om die boeken te lezen, was het een logische stap om met de jongens cassetjes uit te wisselen, jenever te drinken, sigaretten te roken, over muziek te praten en af en toe nog eens doktertje te spelen, al heette dat toen ‘waarheid, durven of doen’. Ze zeiden er eigenlijk nooit iets over, dat ik een meisje was, laat staan dat ze lieten uitschijnen dat mijn mening daarom minder meetelde. Ik hoorde er gewoon bij. Klinkt logisch en naturel allemaal, maar o wee, als u begrijpt hoe tijden veranderden. Als ik nu een nagel zou lakken bij elke paternalistische of onderschattende opmerking die mannen tussen neus en lippen door tegen me maken, dan zou ik er altijd piekfijn gelakt uitzien. Gelukkig prijs ik me gelukkig met heel wat mannen die net het omgekeerde doen en voor de dissolvant zorgen. Of de harde gitaren.

Mijn identiteit veranderde samen met mijn muzieksmaak, toen ik vijftien werd en meer naar de hiphop dreef, naar funk, soul en alle andere muziek die wel een beroep maakt op heupen en borsten. Ik leerde met het hele hebben en houden blij te zijn. Maar wat was het gisteren fijn om te ontdekken dat ik ook nog van ‘brainy’ muziek kan genieten – en dat dat genot heel even genderloos, vrij en universeel mocht zijn.

Op Valentijn waren dit wat fysieke bespiegelingen over een oude, onmiskenbare liefde. Ik loop naar de platenkast en trek daar Bleach uit. In de volgende zangles kruip ik in de huid van Skin. ‘Why metal fans are brainier’? Deze fysieke funk-adept zou daar graag eens een lichamelijke analyse over lezen. Volgens mij is het hoofd een deel van het lichaam. Of ben ik dan de enige die dat hoofd herkennend op een neer schudt?



Geen opmerkingen:

Populaire berichten