Still uit Koyaanisqatsi (criterionforum.org) |
Een cultfilm uit
1982 in 2016 zien levert onherroepelijk vormen van onbehagen op, variërend van
overkomelijk tot ernstig. Reputatie en verwachting gaan vooraf aan ieder
kunstwerk, en bij een cultfilm misschien nog wel meer dan gewoonlijk al het
geval is. Koud twintig minuten in Koyaanisqatsi valt me ineens een zekere mate
van demagogiek op die in de jaren zestig, zeventig en tachtig couranter moet
zijn geweest dan nu. Associatie: De Club van Rome en de angst die dat rapport
de westerse wereld een sensibiliteit en een politiek fundament gaf. In
sneltreinvaart op naar de ecologische apocalypse - uw tijd is over,
aardbewoner.
Ook al zei je ‘ik wacht hier op je’ bij de ingang
die voor mannen bedoeld was en ontsteeg je met die particuliere zin het ritme van
het universeel dwangmatige, het bleef beklemmend om na afloop de
vrouwentoiletten te zoeken. Op mijn netvlies stond de aftiteling. Het netjes
gestroomlijnde leek niet meer dan wat uiteindelijk als een stofwolk op de aarde
neerdaalt – Hopi’s hebben gelijk.
Koyaanisqatsi:
prachtige beelden van destructie, in een genadeloos retorische montage die de
kijker klem wil zetten in wat welbeschouwd een particuliere overtuiging moet
heten: de mens is voor de aarde een kankergezwel. Maar de pretentie van
tijdloos meesterwerk die filmer en componist moet hebben gemotiveerd wordt
onderuitgehaald door zowel de alomtegenwoordige, in zijn futurisme verouderde
synthesizerklank, als de beelden van de grootstadsbewoners - van funky
soulbroek tot kantoorklerkkostuum, een en ander volgens de mode van 1982.
Ook al liep ik tegen de stroom in, ik stevende af
op een hokje, in een blok, in een stad, vlakbij een metrostation waar ov-chipkaarten
ons allen leesbaar maken – in Rome was het vorige week nog net zoals in de
beelden uit 1982: het kaartje verdwijnt in de metalen gleuf en komt er een paar
decimeters verder schijnbaar ongewijzigd uit, terwijl de deuren zich openen. Kunnen
we weigeren? Hoe klinkt die weigering, hoe ruikt ze, hoe blijft ze liefdevol?
Afgezien deze
reserves: wat zegt Koyaanisqatsi ons? Toen de aanvankelijke irritatie was
verdwenen ('is dit National Geographic gone bad, met een pretentieuze componist
aan boord?' riep het interne koor), en vooral na de versnelde delen met de
bijbehorende, hoogst effectieve klankagitatie, kwam ik opnieuw onder de
bekoring van dit rondtollend stuk wereldleed op film.
Ook al spraken we af om niet te praten over wat we
gezien hadden, toen je vertelde dat je je Facebookaccount had opgeheven omdat de
blauwwitte mal elk geheim vernietigt, zelfs dat van grote kunstenaars, leken we
toch niet te zwijgen. ‘Allemaal hetzelfde, we zijn eenheidsworst,’ hoorde ik
een man zeggen. Je zei: ‘We moeten onze oren sluiten voor wat ze zeggen’.
Vinden we daarin het geheim terug, in die ontluistering?
Ineens doemt er
binnen dit hermetisch uurwerk iets op wat me voorkomt als een vorm van
humanisme. Na alle soms kinderlijk overdreven patroonherhaling geeft de filmer
ineens volop ruimte aan de paradijsvogel, aan het individu, aan de afwijking
van de norm. Aan de mens, de tragische mens, gevangen als hij is in collectieve
patronen die zijn soort onherroepelijk van de kaart zullen vegen. Als een
'ghost in the machine' lijkt de stelling van deze film te ontsporen.
Ook al kan ik over de muziek niets zinnigs zeggen,
toch vraag ik me af wat het verband is tussen Ludovico Einaudi die zijn piano
bespeelt op een smeltende ijskap en Philip Glass die zijn soundtrack bij
Godfrey Reggio's film vierendertig jaar na verschijnen live in metropolen
speelt. De urgentie die eraan ten grondslag ligt, is waarschijnlijk dezelfde,
maar over doeltreffendheid kan ik net zomin iets zinnigs zeggen.
Na deze tour de
force was het ditmaal de eindaftiteling die mij de genadeslag gaf: de
eindetijdsvoorspelling van de Hopi-indianenstam waaraan Koyaanisqatsi zijn
titel ontleent. Als onze tijd over is, dan zal de aarde bedekt zijn met zwart
spinrag.
Ook al voel ik weerstand, toch vraag ik me hoopvol
af of we niet allen anders afgepeigerd, kwaadaardig en geprogrammeerd zijn?
Kunnen we particulier zijn, bijvoorbeeld door tegen massa’s in te verdwalen en
te zeggen ‘ik wacht hier op je’? Ogenschijnlijk steeds opnieuw uitgesproken,
maar telkens met een ander timbre. Wanneer volstaan we? We zijn wolken. Wolken
zijn water, wolken zijn vuur, wolken zijn stof.
Deze blogpost is een samenwerking met Jaïr Tchong.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten